Type werktuig uit het Paleolithicum.
De klassieke vuistbijl kan omschreven worden als een amandelvormig, tweezijdig bewerkt en enigszins afgeplat voorwerp met snijdende randen. De top is meestal spits, de basis min of meer rond. De meeste vuistbijlen zijn tussen de 10 en 20 centimeter lang en gemaakt van vuursteen of vergelijkbare gesteentesoorten zoals helleflint. Vuistbijlen zijn er in allerlei vormen: rond, driehoekig, langgerekt, etc. In tegenstelling tot bijlen uit het Neolithicum werden vuistbijlen niet geslepen. De oudste vuistbijlen zijn gevonden in Afrika en zijn rond 1,5 miljoen jaar oud. De jongste vuistbijlen werden gemaakt door de Neandertaler en dateren uit de periode rond 120.000-80.000 jaar geleden, het Midden-Paleolithicum.
In Noord-Nederland, vooral in Drenthe, zijn ruim tien vuistbijlen of fragmenten van vuistbijlen gevonden, o.a. in de omgeving van Anderen, Drouwen, Exloo en Anreep. De vuistbijlen dateren uit de periode van na de ijsbedekking van het Saalien, ca. 150.000 jaar geleden, en zijn waarschijnlijk gemaakt door de Neandertaler. Een deel van de vuistbijlen kunnen we toewijzen aan een traditie die het 'Moustérien de Tradition Acheuléenne' genoemd wordt; datering: ca. 120.000 en 80.000 jaar geleden.
De meeste vuistbijlen zijn gevonden aan de randen van oude rivier- en beekdalen en zijn waarschijnlijk vooral gebruikt om dieren (bijv. rendieren, wolharige neushoorns en mammoeten) te slachten, maar ook om hout te bewerken. Vanwege hun multifunctionaliteit worden ze ook wel de 'Zwitserse zakmessen' van de prehistorie genoemd. Overigens komen vuistbijlachtige vormen sporadisch ook voor in latere perioden van de prehistorie zoals het Neolithicum.