zie: Bruiloft; Openluchtspel
Boerenbruiloft, ook brulfte geheten.
Een aantal gebruiken rond een huwelijk zijn in de loop der tijd verdwenen. Vroeger werden familie en vrienden tevoren door de wasschupsneuger uitgenodigd voor de bruiloft. Hij deed dit met het voordragen van een lang rijm en kreeg dan als fooi een kwartje, dat hem in een borrel werd aangeboden. Als bewijs dat men de uitnodiging aannam, werd een gekleurd lint aan de wandelstok van de neuger geknoopt.
De gasten kwamen op de trouwdag in 'linnenwagens' naar het huis van de bruid. Hier was de deel als bruiloftszaal ingericht. De deuren waren gesloten; de bruid moest eerst worden opgeëist. Dat gebeurde ook door het opzeggen van een lang rijm. Op de eerste wagen zat naast de bruidegom een meisje, de 'broedhen' (bruid op de heenreis). Na de bruidopeising gingen de zilveren brandewijnkommen rond. Een ieder nam een lepel vol brandewijn met rozijnen en het gezelschap werd binnen genodigd. Wanneer de gasten voldoende hadden genoten van de geserveerde koffie met koek, werd het middagmaal opgediend. Dit bestond uit kapucijners met schink (ham) en rijstebrij met boter en suiker.
Vervolgens ging het gezelschap naar de 'trouwzaal' voor de voltrekking van het huwelijk. Ging men lopend, dan haakten bruid en bruidegom de pinken in elkaar. Na de voltrekking van het huwelijk ging het gezelschap terug naar de feestzaal. Kinderen strooiden gras en haverkorrels op de weg (vruchtbaarheidsgebruik). De bruiloftsgangers strooiden centen en stuivers in het rond.
Ook bij het touwgienscheren werd een fooi gegeven. Een drieste jongen zei een gedichtje op, terwijl hij met een zakdoek zwaaide: 'Meneer en mevrouw van 't hof / uw voeten zijn vol stof / Ik ben er toe genegen u de voeten schoon te vegen.' Hij kreeg hiervoor een fooi, die hij met de andere kinderen deelde. Grotere jongens schoten voor het bruidspaar met een geweer losse flodders in de lucht. De bruidegom kreeg van de dienstbode een lange, prachtig versierde kalken pijp aangeboden. Deze breugemanspijp werd als een kostbaarheid bewaard. Ook hiervoor werd een fooi verstrekt.
Nadat er koffie was gedronken, volgde het feest. De brandewijnkommen gingen geregeld rond en het avondmaal werd genuttigd. Er werd daarna veel gezongen bij viool- en harmonicamuziek. Er werden ook voordrachten gehouden. Het was een vrolijke boel: de pankoeksjongs kwamen een pannenkoek aanbieden, waarin garen of een wit lapje was meegebakken. Na deze fopperij boden ze een echt cadeau aan, namens de vrijgezelle vrienden van de bruidegom. Onderwijl werd een uitvoerig gedicht opgezegd. Het feest duurde tot laat in de avond, of vroeg in de ochtend. [Kuipers]