Lat.: Numenius arquata, Dr.: Wilp, Heide-tuter - Broedvogel van vochtige heide- en hoogveengebieden die plaatselijk toeneemt in cultuurland, met name graslanden.
Buiten de broedtijd worden pleisterende Wulpen waargenomen op vochtige graslanden. Slaapplaatsen liggen in vennen, op vloeivelden, in rietmoerassen en aan de oevers van meren en zandgaten. Bij het Zuidlaardermeer, in het Fochteloërveen en Dwingelderveld en bij Diependal gaat het om enkele honderden tot een paar duizend vogels die in kleine groepjes 's avonds op slaaptrek waarneembaar zijn. Tussen 1980 en 2000 vond over het algemeen een verschuiving plaats van de heidevelden naar het agrarisch cultuurland waarbij het aantal broed-paren (schatting 1500 tot 2500) nagenoeg gelijk is gebleven. Dramatisch is de achteruitgang in het Fochteloërveen (van 117 paar in 1976 naar 34-64 paar in 1990-94). Wulpen zoeken bij voorkeur droge extensief gebruikte en kruidenrijke landerijen hoewel zij ook intensief bewerkte grond niet schuwen. De toename in het agrarisch gebied houdt wellicht verband met verdroging en verhoogde productie van het grasland onder invloed van bemesting. Van de Nederlandse broedpopulatie bevindt zich 20-50% in Drenthe.