(Hengelo 1760 - Oosterhesselen 1847) Patriot.
Huwde na een studie te Leiden in 1784 met Martina Theodora Agatha van In- en Kniphuizen. Het paar vestigde zich op de Klencke te Oosterhesselen, waar het belast werd met de zorg voor de vader van de bruid en het landgoed. Na 1785 werd Van der Wijck een van de leidende figuren in de patriottenbeweging in Zuidoost-Drenthe. Als oprichter van de Kweekschool van Regten en privilegien te Sleen (1787) ageerde hij tegen drost S.P.A. van Heiden Reinestein. Na de Pruisische inval werd 'volksberoerder' Van der Wijck verbannen uit de landschap. Hij keerde na de komst van de Fransen in 1795 terug en werd in het nieuwe bestuur Provisioneel, later Gecommitteerde, Representant; in 1796 afgevaardigde naar de Nationale Vergadering in 's-Gravenhage. Hier voer hij een gematigder politieke koers dan in de jaren 1780 om in 1801 van het politieke toneel te verdwijnen. Van der Wijck wijdde de rest van zijn leven aan de Drentse jurisdictie. Door zijn verheffing in de adelstand in 1814 had hij toegang tot de Ridderschap maar bleef bestuurlijk een buitenstaander.