Accumulatie van (vroeger) winbaar geachte ijzerverbindingen in of op de grond. IJzer-oer is ontstaan doordat geringe hoeveelheden ijzer in de hogere (zand)gronden als gevolg van verbindingen met humuszuren bewegelijk werden en met inzijgend water afgevoerd werden naar lagere delen, waar ze via kwel weer naar boven kwamen en neersloegen of door de stroompjes werden afgevoerd. We kennen ijzeroer in Drenthe onder verschillende namen: zodenijzersteen, moerasijzererts, velderts, weide-erts, ijzeraarde, pijpoer, macaroni-oer, pulveroer, boonoer, witteklien, sideriet, vivianiet, orre, oer, aske, bok-oor (verdrentsing van het Engelse bogore) witte oer of witte klien, jonge oer. IJzeroer en oerbank zijn, hoewel dikwijls zo gebruikt, geen synonieme begrippen. IJzeroer komt in Drenthe voor in drie vormen, afhankelijk van de wijze en de plaats van neerslaan:
- In bulten of ruggen van harde oer door kwel ter plaatse van de opwelling afgezet op en in het zand als korrels en pijpjes van oer (zodenerts);
- Door overstroming afgezet op broekveen waar het zich aan de vegetaties hechtte. Na afsterven daarvan ontstonden de 'pijpjes';
- Als witte klien afgezet in water tijdens of voor de vorming van darg en daardoor afgesloten van de lucht.