Begrip

IJzertijd

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Taayke

Prehistorische periode, duurde van ca. 800 v.Chr. tot 12 v.Chr. (komst der Romeinen, zie: Romeinse tijd).

Er worden drie fasen onderscheiden: Vroege (800-500 v.Chr.), Midden- (500-250 v.Chr.) en Late IJzertijd (250-12 v.Chr.). Het tijdvak dankt zijn naam aan het op ruimere schaal gebruiken van ijzer, hoewel in Drenthe ijzeren voorwerpen zeer schaars zijn.

De hoeveelheid sporen en vondsten wisselt nogal. Het begin en het einde van de IJzertijd zijn tot op heden zwak vertegenwoordigd, de overgang Vroege-Midden IJzertijd is daarentegen opvallend vondstrijk. Het gladwandige aardewerk-type Ruinen-Wommels I (6e-4e eeuw v.Chr.) en een ruwe emmervorm met indrukken op de rand, type Harpstedt (8e-4e eeuw v.Chr.), zijn zowel in grafvelden (zie urn en urnenvelden) als in nederzettingen prominent aangetroffen. Elders in Europa aangetroffen  getuigen van een gestratificeerde maatschappij, zoals grote grafheuvels en wagenbijzettingen, ontbreken in Drenthe. Hier bevatten 'rijke' graven resten van paardentuig en bronzen sierschijven (Anloo), een Latène-dolk (Havelte) of is de crematie in een bronzen situla in het centrum van een grote kringgreppel geplaatst (Meppen). Vermoedelijk ook uit een graf stamt een zgn. Vasenkopffibula, door een spinsteentje gestoken (Emmerschans).

Kenmerkende bijgaven voor de 4e-3e eeuw v.Chr. zijn bronzen oorringetjes met een blauw kraaltje. Ruimer te dateren zijn barnstenen kralen en armbanden van ligniet (bijv. Vledder-De Eese). Een teruggang in de bevolking vanaf de Midden-IJzertijd wordt aannemelijk gemaakt door de geleidelijke uitbreiding van het veenareaal en vermoedelijk ook de aantrekkingskracht van het kleigebied. Omgekeerd beperkt de invloed van de kwelder zich tot vondsten in Noord-Drenthe (aardewerk met geometrisch versiering in Rhee, met streepband in Zeijen en Vries).

Er bestaat mogelijk een relatie met de in die streek aangetroffen, deels in de Late IJzertijd gestichte versterkte nederzettingen. Ook in de IJzertijd werden veenwegen aangelegd, zoals het zgn. Noordelijke planken voetpad bij Barger-Oosterveld en de hordenweg bij Emmerschans. Aardewerk is een regelmatig voorkomend veenoffer. Twee veenlijken, uit Exloërmond en Zuidoost-Drenthe, stammen eveneens uit de IJzertijd.

Kenmerkend voor de IJzertijd is het voorkomen van Celtic fields. Te wijzen valt op onder meer het Ballooërveld, het Noordse veld, het Sleenerzand en het Hijkerveld. In dit tijdvak is bovendien een verschuiving merkbaar van het gebruik van lichtere gronden naar de ontginning van zwaardere, leemhoudende bodems. Het uiteindelijke effect is dat jongere nederzettingen steeds dichter bij de historische dorpen gelokaliseerd kunnen worden. Bedekte gerst nam de plaats in van naakte gerst; daarnaast werd o.a. emmertarwe verbouwd. Geoogst werd er (nog) met vuurstenen sikkels, en mogelijk werd (al) een soort keerploeg gebruikt, gelet op sporen onder een brandheuvel te Oudemolen; uit de IJzertijd stammen overigens ook vondsten van de tot dan toe gebruikelijke eergetouwscharen (o.a. Echten, Loon en Erm). Boerderijen zijn drieschepig, met rechte wanden en dakdragende stijlen erbuiten; het formaat is bescheiden. In het midden bevindt zich een paar ingangen (type Hijken en varianten). De boerderijen stonden verspreid, en verhuisden mee met het akker-gebruik.

Werden de gecremeerde doden aanvankelijk nog in een urn, omgeven door een kringgreppel, bijgezet, in de 6e/5e eeuw v.Chr. werd de as in de - inmiddels vierkante - greppel zelf geplaatst (Ruinen). In de Midden-IJzertijd werd over de crematieresten een lage plaggenheuvel (een zgn. brandheuvel) opgeworpen. Deze heuvels liggen vaak in groepen bij elkaar (bijv. Tumulibos bij Rolde), in een enkel geval op de wallen van een Celtic field (Peelo-Kleuvenveld). Vanaf de Late IJzertijd raakt het dodenritueel uit ons zicht. [Taayke]

Literatuur

  • Lit.: W.A. Casparie, 'Bog trackways in the Netherlands', Palaeohistoria 29 (1987)
  • C.S.T.J. Huijts, De voorhistorische boerderijbouw in Drenthe, reconstructiemodellen van 1300 vóór tot 1300 na Chr. (Arnhem 1992)
  • P.B. Kooi, Pre-Roman Urnfields in the North of the Netherlands (Groningen 1979)
  • E. Taayke, Die einheimische Keramik der nördlichen Niederlande 600 v.C. - 300 AD (Groningen 1996)
  • H.T. Waterbolk, 'Archeologie', in: Heringa, Geschiedenis Drenthe.