Ondiep zandmeer tussen Zuidlaren in het zuiden en Hoogezand (Groningen) in het noordoosten. Ruim tweederde van de oppervlakte (totaal meer dan 500 ha) ligt in de provincie Groningen. Kenmerkend voor de hui-dige oeverlanden zijn de brede rietkragen en moeras-bosjes. Een groot deel van de vroegere oeverlanden stond regelmatig blank en werd ingepolderd. De polders en de rietmoerassen zijn van belang voor diverse soorten weidevogels (Grutto, Tureluur) en rietgebonden broedvogels (Roerdomp, Bruine kiekendief) en als rust- en fourageergebied voor overwinterende ganzen en zwanen (zie: Wintervogels). Het Groninger Landschap beheert ruim 1500 ha van de soms bloemrijke weide- en hooilanden. Aan de Drentse kant liggen wat kleine terreinen van Staatsbosbeheer. Het meer is, in tegenstelling tot het Paterswoldsemeer en het Leekstermeer, niet ontstaan door menselijke activiteit (het graven van turf) maar heeft een natuurlijke oorsprong. In het Holoceen heeft dit laag gelegen gebied duizenden jaren onder directe invloed van de zee gelegen waardoor hier geen veen werd gevormd. Afzettingen in het Hunzedal verwijzen naar de invloed van zee. De Hunze of Oostermoersche vaart mondt uit in het Zuidlaardermeer en stroomt als Drentsche Diep aan de noordzijde verder om uit te monden in het Winschoterdiep. Het meer lag dus op de route van de turfvaart van de Oostermoerse venen naar de stad Groningen en moest door de Schuitenschuivers regelmatig worden uitgediept, met name waar de Hunze in het meer uitmondt. Aan de zuidwest zijde staan twee restaurants (De Bloemert en Meerzicht) met jachthavens, parken en zomerhuisjes. Daartussen ligt het recreatiepark Meerwijk, niet te verwarren met het noordelijke Meerwijck, een bungalowwijk met jachthaven behorend bij het Groningse Kropswolde. Ook hier liggen diverse watersportbedrijven.
Locatie