Begrip

Zwarte els

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Lat.: Alnus glutinosa; Dr.: proppenboom, jodenproemen

- Boom uit de berkenfamilie. Zwarte els is in Drenthe wijdverbreid en komt vooral in de beekdalen, op de potklei en in de veenweidegebieden van Zuidwest- en Noord-Drenthe. In beekdalen vallen de grote en voor Drenthe karakteristieke boomelzen op, die vooral langs de beek groeien. Ook aan slootkanten komen oude markante bomen voor, evenals in houtwallen, singels en kleine bosjes. In natte elzenbossen zoals Bloemendaal in Geelbroek, Burgvollen bij Gasteren en Wiltzwijn in Lieveren komen een keur aan bijzondere plantensoorten voor zoals Boszegge, Grote keverorchis en Wegedoorn.

De natuurlijke biotoop van zwarte els in vochtige gebieden is bedreigd door verdroging. Bijzondere eigenschap van de els is, dat hij in staat is via zijn bladeren stikstof uit de lucht op te nemen en het door de stikstofbindende bacteriën in zijn wortelknolletjes om te zetten in bouwstoffen voor zijn weefsels. Daarom werd hij op grote schaal gebruikt als verplegende houtsoort bij de bosaanleg in Drenthe: hij produceerde stikstofrijk strooisel op bodems, die nauwelijks meer stikstof bevatten( stuifzanden en heidevelden) en hielp daarmee de jonge boompjes bij hun groei naar bos. In de recente tijd is zwarte els veel aangeplant in landschappelijke beplantingen bij ruilverkavelingen. Het hout van de zwarte els werd gebruikt voor klompen en als geriefhout.

Literatuur

  • Lit.: Werkgroep Florakartering Drenthe, Atlas van de Drentse flora (Assen 1999)
  • N.C.M. Maes en C. Röverkamp, Oorspronkelijk inheemse houtige gewassen in Drenthe, een onderzoek naar autochtone genenbronnen (Assen 1997).