(Rotterdam 1902 – Assen 1968) Ambtenaar.
In 1929 werd hij directeur van de gemeentelijke dienst werkverruiming te Emmen en tevens directeur van de districtsarbeidsbeurs. Dit was midden in de ernstige crisis die Zuidoost-Drenthe doormaakte na het instorten in 1921 van de turfmarkt. Mede door zijn toedoen werden in de jaren '30 werkloze veenarbeiders verplicht tot werken in nazi-Duitsland op straffe van verlies van de steun. Overigens waren er slechts weinigen die dit om politieke redenen weigerden. In 1941 werd hij directeur van het gewestelijk arbeidsbureau en in 1948 maakte hij de overstap naar Assen. In 1954 volgde zijn benoeming tot hoofdingenieur-directeur arbeidsvoorziening in Drenthe. Hij was betrokken bij alle werkgelegenheidsinitiatieven die voor en na de oorlog werden genomen en maakte onder andere deel uit van de Provinciale Commissie voor Aanvullende Werken (zie: DUW).