Instelling van de Rijksuniversiteit Groningen voor onderzoek en onderwijs op het gebied van de Noordwest-Europese archeologie en de prehistorie.
Vanaf de oprichting in 1920 tot 1954 geleid door A.E. van Giffen, daarna tot 1987 door H.T. Waterbolk. Het BAI had tot 1990 een voor het publiek toegankelijke expositie over het door het Instituut verrichte onderzoek in onder meer Drenthe. In 1998 is het Instituut opgegaan in het Groninger Instituut voor Archeologie dat ook de mediterrane archeologie en arctische studies verzorgt. Het BAI bezit studieverzamelingen op het gebied van de Europese prehistorie, de paleobotanie en de archeozoölogie, alsmede een uitgebreide collectie veldtekeningen en foto's betreffende de eigen opgravingen (zie ook: J. Lanting en L. Postema).
Vanaf de oprichting werkte het nauw samen met de Vereniging voor Terpenonderzoek en de Drents Prehistorische Vereniging, alsmede met de noordelijke musea, hetgeen onder meer tot uiting kwam in het (onbetaalde) conservatorschap van Van Giffen bij het Drents Museum in de jaren 1920-1954 en in een gezamenlijk dienstverband van 1955 tot 1983 van een archeoloog die conservator was van de archeologische afdeling van het Drents Museum (zie: W.A. van Es, W. Glasbergen, O.H. Harsema, P.B. Kooi en J.D. van der Waals). Geeft sinds 1951 een eigen wetenschappelijk tijdschrift uit (Palaeohistoria) en sinds 1989 een jaarbericht (Paleo-Aktueel).