(Grolloo 1920 – Assen 2009) Schrijfster, conferencier.
Richtte samen met haar man, die hoofd van de school in Westervelde was, in 1946 een toneelvereniging op. Won een prijs in een verhalenwedstrijd van Radio Noord en publiceerde daarna regelmatig in het pas opgerichte dialectblad Oeze Volk. Schreef ook regelmatig voor de dialectrubriek 'Van de Drentse schrieftaofel' in de Drentse en Asser Courant. Brals-Luinge werd bekend door het houden van voordrachten in het Drents. Van de Plattelandsvrouwen werd ze in haar woonplaats Norg presidente (1957); in 1960 kwam ze in het provinciaal bestuur. Samen met Roel Reijntjes maakte ze een langspeelplaat, waarop haar bekendste verhalen staan. Sommige ervan verschenen aanvankelijk in de bloemlezing Op de Gribbelgrab (samenstelling Hans Heyting). Voor scholen, verenigingen en gemeenten schreef ze meerdere revues. Ze maakte deel uit van de Drentse spellingcommissie, die in 1987 een handleiding voor de schrijfwijze van het Drents liet verschijnen. Een selectie uit haar voordrachten verscheen onder de titel En toen, en toen ...: gutige gezegden oet mondties van smorkies, prugelies en porkies (1975). Haar debuut werd gevolgd door En toen... zag ik... (1977), Kiek us mam, 't regent krummels (1981) en 't Is mor hoe je 't bekiekt: Ali Brals vertelt (1984). In haar laatste bundel Allien... en toch wieder (1988) vertelt de schrijfster over de ziekte en het overlijden van haar echtgenoot. Zelf overleed Alie Brals in 2009.