Onderwijsvorm, in 1924 gestart in Jena door de Duitse pedagoog Peter Petersen.
Kinderen kregen les in een naar leeftijd gemengde groep. Er waren geen jaarklassen maar stamgroepen. De leerlingen speelden en werkten zonder aparte schoolvakken rond leerstofkernen. De groepsleid(st)er hielp de kinderen bij het leerproces. Dit groeide vervolgens uit tot een totaalopzet voor het onderwijs voor kinderen van 4-18 jaar.
In Nederland 'ontdekte' Suus Freudenthal-Lutter in 1955 het jenaplan. Hoofdonderwijzer Gerrit Hartemink stuurde vanaf 1958 zijn school in Utrecht richting Jenaplan. Er ontstond een Jenaplan Werkgroep. In 1969 werd de Stichting Jenaplan opgericht, die een aantal scholen rechtstreeks ondersteunde. De andere scholen werden in rayons begeleid vanuit het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS) te Hoevelaken/Amersfoort en door de Drentse schoolbegeleidingsdienst (SABD). De jenaplanscholen hebben zich landelijk verenigd in de Nederlandse Jenaplanvereniging die onder meer het jenaplan-diploma toekent. De opleiding daarvoor vindt plaats op diverse pabo's in het land; in het Noorden op De Eekhorst.
In 1967 zocht schoolleider Bert Grijs van de nieuwe Mgr. Bekkersschool in Emmen naar een leermodel waarin ouders, kinderen en leerkrachten met elkaar in contact kwamen. Hij kreeg contact met scholen in de regio die voornemens waren volgens het jenaplan te gaan werken. Vervolgens is de afspraak gemaakt met elkaar als rayon Drenthe verder te gaan. De Grijs werd aangewezen als de Drentse rayonleider in het samenwerkingsverband van het CPS.
In 1972 telde Drenthe vijf erkende jenaplan-scholen, in 2002 negen: vier protestants-christelijke, drie openbare en twee katholieke. Bij de ontwikkeling van een aantal speelde Ad Boes een stimulerende rol.