Lat.: Tyto alba; Dr.: Ka(a)rkoele, Katoele
Zeldzame broedvogel, broedend in boerderijen en schuren. Misschien broedt 1% van de populatie daadwerkelijk in kerken.
Door uitbreiding van dorpen en steden zijn de voedselgebieden steeds verder weg komen te liggen van de nestplaatsen. De favoriete broedplaatsen zijn vooral boerderijen. Vanaf de jaren '80 geniet deze soort speciale aandacht van de Werkgroep Kerkuilen Drenthe. Honderden kasten zijn gebouwd en worden gecontroleerd. De aandacht heeft succes gehad: na 7 broedparen in 1979, werden in 1999 253 paren vastgesteld. Zo'n 20-50% van de Nederlandse populatie van deze Rode Lijst-soort broedt in Drenthe.
Doodsoorzaak nummer één is het verkeer. In Drenthe sneuvelen veel vogels op de rijks- en provinciale wegen. Dit heeft vooral te maken met de toegenomen verkeersdrukte en het rijke voedselaanbod (muizen) in de bermen. De lage aantallen van 1979 hielden verband met de grote wintersterfte. Topjaren worden vaak vooraf gegaan door zachte winters en lopen parallel met goede muizenjaren. De best bezette gebieden liggen in de kleinschalige landschappen van Peize, Roden en Norg, de omgeving Uffelte/Havelte, Zweeloo/Gees en Rolde/ Amen.