(Jaarlijks) plaatselijk volksfeest met vermakelijkheden.

Een kermis trok vroeger in een dorp altijd veel belangstelling. Gewoonlijk was een kermis verbonden aan een markt, de voorjaars- of najaarsmarkt, maar ook wel aan een school- of dorpsfeest. De opbouw van een kermis was in het bijzonder in trek bij de opgroeiende jeugd. Natuurlijk kwam er een draaimolen (mallemeul) die later voor de groten werd omgebouwd tot zweefmolen. Bij de opbouw van dit pè;ertiesmallemeul werd de jeugd vaak ingeschakeld. Zij kregen voor hun hulp dikwijls een vrijkaartje. De draaimolen werd vroeger door paardenkracht in beweging gebracht. Het paard moest de hele dag rondjes lopen. In het bakje naast het paard zat een jongen die het paard moest aanjagen.

De aan een marktdag verbonden kermis betekende voor het dienstvolk (meiden en knechten) een uitgaansdag. Vaak hadden ze daarvoor wat geld gespaard om feest te kunnen vieren. In de cafézalen kon worden gedanst op harmonica- of vioolmuziek. Wals, valeta en kruispolka waren dansen die erg in trek waren. Andere vermakelijkheden op de kermis waren o.a. een schiettent, een tent voor touwgietrekken (altijd prijs), een ballengooitent en natuurlijk een viskraam en snoepkraam. Vanzelfsprekend ontbrak de Kop van Jut niet, evenmin als het koekhakblok. Met de kleurige roosjes, die de mannen bij de Kop van Jut als 'premie' kregen, liepen zij de hele dag te pronken op hun jas. Later kregen deze kleurige pronkstukken een plaatsje in het kabinet, aan de stapels linnen enz., of in de boerenkeuken naast de spiegel.

Bekende kermissen die tegenwoordig worden gehouden, zijn die bij de jaarmarkten, zoals Roldermarkt en Zuidlaardermarkt.