Laatneolithische cultuur, genoemd naar een kenmerkend stuk aardewerk, de klokbeker.
De Nederlandse Klokbekercultuur, te dateren tussen 2400-1900 v.Chr., vormde een onderdeel van een veel grotere cultuurgroep, met een verspreiding van Schotland tot de Marokkaanse noordkust en van Polen tot Sicilië. In Nederland worden twee tradities onderscheiden: de Veluwse traditie en de Noordoost-Nederlandse/Noordwest-Duitse traditie.
Mede omdat er in Noord-Nederland maar weinig nederzettingsterreinen van de Klokbekercultuur zijn onderzocht, weten we weinig over de vorm van de huizen en de omvang van de woonplaatsen. Zeer waarschijnlijk vormden akkerbouw en veeteelt de pijlers van het bestaan. Over het grafgebruik in deze periode zijn we redelijk geïnformeerd. Net als ten tijde van de Enkelgrafcultuur werden de doden, meestal in hurkhouding, bijgezet onder grafheuvels (zie ook Ketenberg) of in vlakgraven. Behalve inhumaties komen sporadisch crematies voor. Tot de typerende grafgiften behoren klokbekers, stenen polsbeschermers en hamerbijlen, vuurstenen pijlpunten en in enkele gevallen koperen sieraden of koperen dolkjes. Voor het eerst zien we ook gouden voorwerpen optreden.
Het rijkste graf uit deze periode werd in 1929 onder een grafheuvel in Odoorn aangetroffen. Het bevatte behalve een klokbeker een koperen dolk, een koperen armband, een koperen priem, twee barnstenen kralen en twee stukjes goudblik.