Oude typografische traditie, waarvan het ontstaan vermoedelijk terug te voeren is tot de bloeitijd van de gilden. Het was toen - in de late Middeleeuwen - de gewoonte, de eerste werkdag van de week die op Driekoningen (6 januari) volgde 'in ledigheid en vrolijkheid' door te brengen. Zowel de verklaring van de naam koppermaandag als het antwoord op de vraag waarom juist de eerste maandag na Driekoningen gekozen werd, is tot dusver niet definitief gegeven door de onderzoekers.
Rond 1700 kreeg het feest - in Nederland althans - een exclusief typografisch karakter. In die tijd boden de gezellen hun meesters - als blijk van eigen vakmanschap - de zogeheten koppermaandagprenten aan, met daarbij de beste wensen voor het gezin. De gezellen ontvingen dan de zogeheten 'kopperfooi' en vierden feest of stortten het bedrag in een pot bestemd voor steun bij ziekte of andere tegenslagen. In de 19e eeuw raakte de koppermaandagviering in het slop.
Tussen de beide wereldoorlogen werden met weinig succes pogingen gedaan, het kopperfeest nieuw leven in te blazen. Na WO II herstelde H.J. Prakke de oude traditie weer in Drenthe, door in 1949 een koppermaandagprent uit te brengen. Waren het vroeger de werknemers die feest vierden, toen waren het de werkgevers Prakke en collega's die - samen met hun echtgenotes - de dag 'in vrolijkheid' doorbrachten. Naar de mening van Prakke begon de renaissance van de koppermaandagprent na de oorlog in Drenthe, wat niet helemaal juist lijkt, want in 1948 werden reeds koppermaandagvieringen gesignaleerd in Arnhem, Gouda, Haarlem en 's-Hertogenbosch. Vanaf 1949 zijn er jaarlijks koppermaandagprenten in Drenthe verschenen. Het zijn rijmprenten; van de streektaal is tot nu toe spaarzaam gebruik gemaakt.