logo Geheugen van Drenthe

Locatiedossiers

Jimmy Dekker

Ik ben Jimmy Dekker geboren 21-12-1945 in Piroe (Ceram) Maluku. Van 1951 tot 1959 woonden wij, de familie C.L. Dekker in Schattenberg, barak 18-kamer 1. Later zijn wij naar het midden van de barak verhuisd, de ‘corridor’ zoals het genoemd werd.

Jimmy Dekker (1945)
Mijn Verhaal over Schattenberg en “dokter Piet”

Ik ben Jimmy Dekker geboren 21-12-1945 in Piroe (Ceram) Maluku. Van 1951 tot 1959 woonden wij, de familie C.L. Dekker in Schattenberg, barak 18-kamer 1. Later zijn wij naar het midden van de barak verhuisd, de ‘corridor’ zoals het genoemd werd.

Pak weg de eerste 5 à 6 jaren in Nederland hadden we , voor mijn gevoel nu, alleen maar strenge winters meegemaakt. En in de lente en zomer speelden we lekker buiten allerlei spelletjes als knikkeren en het slagspel met twee stukken hout, ‘patu lele’ genoemd.

Ons speelterrein was oneindig groot, in het kamp zelf maar ook in de bossen eromheen. Wij hadden een grote vijver achter een heuvel van het schietterrein, waar wij met mooi weer lekker konden zwemmen. Toentertijd was het verboden voor meisjes.

Een zandafgraving die wij de Arena noemden, daar speelden wij vaak. Daar gingen we oorlogje spelen en schermden we tegen elkaar met zelf gemaakte degens. We gingen Errol Flynn nadoen, die we in de bioscoop in de Schouwburg (barak 9) hadden gezien.

Maar ik was ondertussen een erg ‘ondeugend’ jochie geworden. Na schooltijd ging ik niet meteen naar huis, maar ging spelen. Op school kreeg ik bijna altijd straf, dan moest ik voor de klas staan bij meester Bijlhout. Hij stond dan al klaar met zijn beroemde ‘Dokter Piet’ in zijn hand. Dat was een vierkante liniaal waar hij een tuinslang van 25 cm ingeschoven had. In die tuinslang op de punt was een knikker geplaatst. Bij elke letter van mijn naam kreeg ik een tik op mijn vingers. Meester Bijlhout had ook een ‘anak mas’ een oogappel in de klas. Dat was Beppie Tahapary. Plaag haar niet want oeiiii!!!, je kreeg met Dokter Piet te maken!

In de zomer gingen we ook altijd naar vogelbessen zoeken. Het zijn net kersen, maar kleiner. Die moesten dan rijp zijn, zwart en zoet.
En bij onweer als de donder en regen opgehouden was, gingen we het bos in om cantharellen (‘djamoer’) te zoeken. Bij het avondeten was het altijd heel lekker, bij ‘sajoer toemies‘ (gemengde groenten).

In kamp Schattenberg hadden we alles. Een schouwburg, een ziekenhuis (Dokter Da Costa), een kapper, een badhuis, een kantine en scholen.

Er was ook een barak (25) voor vrijgezellen mannen (Kamar Boedjang) en een ketelhuis, voor de centrale verwarming.
Er waren loodsen voor de werknemers van de Genie en even buiten het kamp was een kindertehuis. Daar waren ook de kantoren van de kampbeheerder en de Villa van kolonel Van der Speck O’Breen, een oud Indië-ganger. En niet te vergeten de kerk (barak 30) met dominee Metiary en de gaarkeuken er naast (barak 29) en Oom Wim Rugebregt, de apotheker (barak 11).

In 1958 was er een grote brand in Schattenberg. Drie en een halve barak van de zestigers waren overdag in brand gevlogen. Wij zaten op school en zagen dikke zwarte rookwolken boven de barakken uit komen. Dat was al met al een hele belevenis toen voor mij als jochie van bijna 13 jaar.

De spookverhalen van barak 80 t/m 85, die vergeet je nooit meer. Er waren mensen die dat meegemaakt hebben. Midden in de nacht gingen de lichten knipperen en werd de WC doorgetrokken, terwijl er geen mens te zien was. Maar goed, het leven in het kamp ging gewoon door. ‘s Winters lagen er dikke pakken sneeuw en hingen ijspegels, wel 150 cm lang, van de daken. En als er sneeuw viel, dan lag in een mum van tijd heel het kamp onder de sneeuw. Je kon dan met je slee zo van het dak naar beneden glijden.

Elke dag moesten we in weer en wind in de rij staan, ’s morgens, .’s middags en ‘s avonds om eten en drinken te halen, bij de gaarkeuken kreeg je het in een rantang (stapelpannen) mee. Patat haalde je bij Sikkema als hij er met zijn wagentje bij de ‘batu kerikil’ (grindveld) voor de tachtigers stond, voor een kwartje met piccalily. Toen kon dat nog.

We lachten om oom Haumasseij, die tegenover ons woonde (barak 27), als hij weer in zijn pendekje door de straten de ‘tjakalele’ , een Molukse oorlogsdans, deed. Voetballen deden wij op het grindveld, de ‘batoe kerikil’. Als je getackeld werd, had je zo je knieën kapot. Meestal speelden barakteams tegen elkaar en soms ging het hard tegen hard, want niemand wilde natuurlijk verliezen.

Mijn leven in Schattenberg is met geen pen te beschrijven Zo spannend, zo mooi, zo triest. Maar echt, als ik het mag herbeleven voor de tweede keer, zeg ik onmiddellijk: JA! AUB ! En dat was mijn verhaal over het kamp Schattenberg. Onstuimige tijd, maar met mooie herinneringen.

Dank en ter herinnering aan alle generatiegenoten. George Samalo , John Soumeru, Izaak Noya, Chris Noya, Ruben Patty, Thijs Rugebregt, Karel Mauwa, gebroeders Thenu, Wimpie Oppier, Maurits Sapia, Anis Patty en vele anderen.

Jimmy Dekker - Apeldoorn, 20 oktober 2020

Alle rechten voorbehouden

Geheugen van Drenthe maakt gebruik van Erfgoednet 3.0 een product van Vitec Memorix