Max Metekohy (1948) - barak 18
De Schouwburg - De Sapu Lidi van oom Utha
Vader Willem Metekohy (1921) en moeder Naomi Huliselan (1923) kwamen op 23 mrt 1951 in Rotterdam aan, met 922 andere Molukkers.
Ze waren een maand eerder op 22 feb 1951 met de boot Atlantis vanuit Surabaya vertrokken. Max was de tweede uit een gezin van 10 (4 jongens, 6 meisjes) en groeide op in een doorsnee Moluks gezin. Thuis, in barak 18 tegenover het Badhuis (barak 27) werd alleen Maleis gesproken.
Als 5/6-jarige kon Max niet naar de kleuterschool gaan, die stond er nog niet.
In de 1e klas kwam hij bij juffrouw Scholten terecht. Zij was het, die hem Max ging noemen in plaats van Marcus, zijn echte naam. Er was al een Marcus in de klas. Max was wel haar 'anak mas' (een favoriet, letterlijk: gouden kind), hij had een speciaal plekje bij haar.
Op een keer in de klas maakten de ratten boven het plafond het zo bont, dat juffrouw Scholten er genoeg van had. Ze kon er ook niet tegen. Ze pakte een tafeltje en een stoel, klom erop en sloeg met een bezem tegen het plafond aan om de ratten te verjagen.
Helaas kon of durfde ze daarna niet meer van de stoel af te komen en begonze hard te gillen. Ze zei dat Max gauw meester Van der Horst moest halen, die haar er van af hielp. Die school, barak 107, stond aan de rand van het kamp en er huisde ook een kerk in.
Het dak van het gebouw was er een keer afgewaaid. De storm had het over de kampgracht heen geblazen en het dak belandde tussen de bomen in het bos. De klassen werden toen ondergebracht in de naastliggende barak 57. Wat met de kerk is gebeurd is een slecht teken, zeiden de ouderen toen … ‘itu kualat’ …, dat is een vloek. De kerk werd verplaatst naar barak 30, naast de Gaarkeuken (barak 29).
Het eten van de Gaarkeuken was volgens Max niet al te best. Hij herinnert zich de grote broden, waar je veel van meekreeg en nooit op kon krijgen.
Naast de school stond een loods (barak 59), waar het materieel van het schietterrein opgeslagen lag. Een kilometer verderop had het leger een oefenterrein. Regelmatig kwamen Nederlandse soldaten daar schietoefeningen doen. Max en zijn vrienden gingen er vaak heen. Ze kregen snoepgoed, maar moesten goed opletten dat oom Kakisina de beheerder van de loods hen niet betrapte. Van de loods naar het schietterrein liep een spoorlijntje. Max kwam daar eens bij het spelen tussen 2 lorries in bekneld te zitten, gelukkig zonder al te grote schade. Het schietterrein bestond uit drie heuvels. Achter de "1e berg" gingen ze altijd zwemmen. Eerst de meisjes en daarna de jongens. Niet zelden waren ze hun kleren daarna kwijt, door kattenkwaad van hun vrienden.
Aan die kant van Schattenberg waren ook de 4 grote velden, waar de voetbalwedstrijden gehouden werden. Toen een zweefvliegtuig daar eens een noodlanding maakte, liep het hele kamp uit. Kolonel Van der Speck O’Breen die sinds 1949 bij de ingang van het kamp woonde (huisnummer 202), kwam er in vol ornaat naar toe en ook oom Haumasseij kwam in zijn KNIL uniform.
Oom Haumasseij woonde tegenover Max naast het Badhuis (barak 27). Voor de kinderen was hij een zonderlinge man, die altijd in zijn militaire uniform rondliep. Hij hield zich tot het eind aan zijn principes, ook toen hij naar Vaassen naar het verzorgingshuis Salahutu, verhuisd was.
Vader Willem hield ook kippen in het kamp, waar Max regelmatig eieren moest rapen. Zo'n kippenhok, een 'kandang' hadden veel kampbewoners. Die van vader Willem lag achterin aan de noordkant, waar eens de strafbarak 67 was van Anne Frank stond.
Van barak 18 naar de kandang was een heel eind lopen. Op een dag trof Max daar geen eieren aan en ook geen levende kippen meer. De ratten hadden een slachting aangericht.
Een van de vrienden van Max, Karel Mauwa had een zelfgemaakt autootje die zijn vader gemaakt had. Karel deelde zijn speelgoedauto met alle kinderen van de buurt. Achteraf weet Max dat het om 4 of 5 mei ging, als hij die typische sfeer benoemt, het tromgeroffel. Ze mochten niet naar buiten en tegen de middag ging een fluitorkest van achter het Ketelhuis (nr 26), bij het exercitieterrein voor hun huis langs naar het verzetsmonument aan de zuidkant van het kamp.
Barak 18 ligt midden in het kamp. Max weet niet beter dan dat veel vaders in uniform rondliepen. Ook waren er, naar hij later begreep, politieke tegenstellingen. Hij herinnert zich een grote vechtpartij met klewangs achter barak 18 op de open plek tegenover barak 17. Hoewel hij binnen gehouden werd kon hij dit zien.
De Metekohy's komen van het dorp Nolloth op het eiland Saparua in de Molukken. Zij waren onder meer verwant aant hun dorpsgenoten, de Syauta's. Oom 'Utha' Syauta was de beheerder van de Schouwburg (barak 9) in Schattenberg en woonde in een bijgebouw.
Max kwam daar graag en was bevriend met Ating Syauta, een aangenomen zoon van oom Utha en tanti Pantji.
Alle andere kinderen, vooral de jongens, waren doodsbang voor oom Utha, dé boeman voor hen. Als ze hem al van een afstand op de fiets zagen aankomen, stoven ze al weg. Vooral als ze zich tijdens het film kijken in de bioscoop niet stil konden houden, kregen ze met oom Utha te maken, met een lange stok of een 'sapu lidi', een soort roe. Eén van de films staat Max nog goed bij, een oorlogsfilm met Nat King Cole, 'China Gate' (1957). Daarentegen, als met Sinterklaas kado’s overbleven, werden ze achter het bijgebouw opgeslagen. Max zegt dat ze er hoog opgestapeld lagen en af en toe mocht hij er uit kiezen.
Max Metekohy
Rosmalen, 28 aug 2020
Alle rechten voorbehouden