Natuurgebieden met tussenliggende landbouwgronden, ca. 850 ha groot, ligt globaal tussen de dorpen Mantinge en Nieuw-Balinge.
In 1921 kocht Natuurmonumenten de eerste 25 ha stuifzand en heide met de massale begroeiing van jeneverbesstruwelen (Balinger- en Mantinger Zand). Met de aankoop in 1988 van de resterende natuurterreinen Hullenzand, Lentsche Veen, Martensplek en Achterste Veld van de AMEV was de oppervlakte tot 360 ha gegroeid.
Ondersteund door het daarna verschenen Natuurbeleidsplan kon in 1992 via een publieksactie (onder de naam Goudplevier) ca. 200 ha tussenliggende landbouwgrond verworven worden welke geleidelijk omgevormd worden tot natuurterrein. Het einddoel is een groot natuurgebied van ca. 1200 ha met een openheid zoals die voor de heideontginningen hier lag. Inventarisaties toonden aan dat de in gang gezette omvorming van landbouwgrond in natuurgebied succesvol is verlopen. Het aantal aan heide gebonden vogelsoorten is van 77 tot 146 toegenomen.