Lat.: Crataegus spec., ook: Hagedoorn, Heggedoorn, Meiboom, Jeupenbos, Kannegiensboom en Koekangeboom
Sterk stekelige struiken met opvallende witte bloemen uit de rozenfamilie. Meidoorns zijn vooral te vinden aan bosranden, in bossen, houtwallen, heggen en singels.
In Drenthe komen drie soorten voor: Eenstijlige meidoorn, Tweestijlige meidoorn en Koraalmeidoorn (Crataegus monogyna, laevigata en rosiformis).
De Eenstijlige meidoorn stelt de minste eisen aan haar biotoop en is daarom zeer geschikt om aan te planten. De oorspronkelijke verspreiding van deze soort is door aanplant niet meer goed aan te geven. Waarschijnlijk kwam zij vooral voor op de flanken van de beekdalen.
De Koraalmeidoorn is de meest zeldzame meidoorn. Zij komt in Nederland slechts op één plaats zeker voor en wel ten noorden van Anderen. Elders zijn alleen bastaarden tussen deze en de andere twee soorten gevonden.
De Tweestijlige meidoorn is vooral te vinden in het potkleigebied rond Roden, in enkele andere gebieden met potklei of keileem en in sommige beekdalen. De soort heeft voorkeur voor loofbossen op vochtige voedselrijke bodems.
Door het verwijderen van heggen, houtwallen en singels, vooral in ruilverkavelingsprojecten, zijn veel wilde meidoorns verdwenen. Aangeplante meidoornstruiken zijn vaak van buitenlandse herkomst.
De bessen van de meidoorns hebben in Drenthe veel streeknamen zoals Hegenkannegien, Knabbelbottien, Koekangen, Rojeupie, Smeerbaai, Uppie, Smeerpottie en Peerewepe. Heggen van meidoorns heten in Drenthe wel Kribbelhegge. Bosjes met meidoorn noemt men Kribbelbossie.