Piëtistische beweging, in 1749 ontstaan in Nijkerk.
Kenmerkte zich door verstoring van kerkdiensten en plantte zich in schokgolven voort door het land. Via Friesland kwam de beweging in 1751 naar Diever, waar vooral jonge vrouwen en meisjes werden 'aangegrepen'. Ook in Wapserveen, Vledder, Dwingeloo, Ruinen en Ruinerwold maakte men kennis met de 'beroering'.
Andreas Klinck, een proponent uit Middelburg, in afwachting van een beroep als tweede predikant van Vries, trok langs de Drentse dorpen. Hij preekte in volle dorpskerken voor een gehoor van boeren, die van heinde en ver kwamen. Zijn werkterrein omvatte Westerbork, Hoogeveen, Vries, Meppel, Dalen en Beilen. Vooral in Hoogeveen, Westerbork en Dalen verwekte zijn optreden krachtige opwekkingen, waarmee hij dag en nacht in touw was. In juli 1750 werd Klinck beroepen in Odoorn. In de kerk in Hoogeveen bereikte de 'beroeringe' op 15 augustus 1751 een dramatisch hoogtepunt en abrupt einde. De predikant Florens Caspar de Vriese kon de dienst nauwelijks tot een einde brengen wegens de emotionele ontladingen en dreigde te worden gemolesteerd. De vijf ernstigste rustverstoorders kwamen onder zware censuur en hen werd de toegang tot het Heilig Avondmaal ontzegd.