Toplocatie
Alle rechten voorbehouden

't Kruis Hoogeveen

Turfschepen langs het Kruis in Hoogeveen

Jonkheer Roelof van Echten was in de eerste helft van de zeventiende eeuw een machtig man in Drenthe. Zijn familie hoorde tot de oudste adellijke families. Zijn Huis te Echten aan het Oude Diep was één van de grootste en rijkste havezaten van Drenthe. Al heel jong werd Roelof actief in de Drentse politiek, op zijn 24-ste was hij gedeputeerde van de Landschap Drenthe. Later was hij tot zijn dood in 1643 landdrost, het hoogste ambt in Drenthe. Naast ondernemer was hij ook een groot ondernemer, althans daar was hij zelf van overtuigd. Toen Roelof van Echten zag dat Amsterdamse kooplieden in Smilde venen van de plaatselijke boeren kochten om er turf te steken, besloot hij hun voorbeeld te volgen.

Er was in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel geld te verdienen in de turfhandel. Vanuit zijn Huis te Echten had jonkheer Roelof een riant uitzicht over duizenden hectares turfland aan de overkant van het Oude Diep. In 1625 ruilde hij van de boeren van Steenbergen en Ten Arlo het oostelijke deel van hun venen. Als ruilwaar beloofde Van Echten om een schipsloot aan te leggen.

Voor er één schep de grond in kon, had Roelof van Echten geld nodig, heel veel geld. Met kapitaal van Hollandse kooplieden en notabelen en zijn vermogende Overijsselse schoonfamilie Bentinck richtte hij in 1631 de Algemene Compagnie van de 5000 Morgen op. Die 5000 morgen was het totale oppervlak beschikbare venen, ongeveer gelijk aan 5000 hectare. Een paar jaar later al voeren de eerste turfpramen de Egtinger Nieuwe Grift af richting Meppel. 

Jonkheer Roelof Al snel stonden er woningen in wat jonkheer Roelof Nieuw-Echten noemde, in de volksmond het Hooge Veen ofwel Hoogeveen geheten. De huizen kwamen aan weerszijden van de Nieuwe Grift bij de plek waar de vaart gekruist werd door twee zijkanaaltjes naar de veenderijen aan de noordkant en de zuidkant. Een schutsluisje bij het ‘Kruis’ regelde het verschil in waterpeil tussen de Grift en de kanalen van het Hooge Veen.

Een van die eerste woningen was het woonhuis voor de rentmeester van de Compagnie die de dagelijkse leiding van het project kreeg. Het huis kwam in 1633 ten noorden van het schut in de Nieuwe Grift. Het bijzondere van dit rentmeestershuis is dat het erg nog steeds staat en daarmee het oudste gebouw van Hoogeveen is. Het is café ‘t Schippershuus op de hoek van de huidige Hoofdstraat en Schutstraat, een rijksmonument met een lange geschiedenis.

De metselkalk van het rentmeestershuis was nauwelijks droog of de Algemene Compagnie van 5000 morgen viel uiteen in kleinere ondernemingen. Veel aandeelhouders hadden het spoedig gehad met het eigengereide optreden van Roelof van Echten en kozen ervoor om voor eigen rekening en risico turf te produceren. De belangrijkste nieuwe onderneming was de Hollandsche Compagnie die we nog herkennen in de dorpsnaam Hollandscheveld. Zelfs Van Echtens eigen schoonfamilie begon hun Bentincks Compagnie. Jonkheer Roelof had zijn Echtens Compagnie aan de noordkant van Hoogeveen. Van de drie nieuwe bedrijven was dat van hem het minst succesvol.

De geschiedenis van Hoogeveen in de zeventiende en achttiende eeuw was er één van de overtreffende trap. Nergens werd in Drenthe zoveel turf geproduceerd als hier. Rond 1660 woonden op het Hooge Veen al zo’n 1000 mensen, in 1700 was hun aantal verdubbbeld en rond 1800 was Hoogeveen met meer dan 4000 inwoners veruit de grootste plaats in Drenthe. Het dorp bood volop werk in het veen en er was nering voor schippers, handelaars, ambachtslieden, winkeliers en kroegbazen.

De welvaart hield zelfs niet op toen halverwege de negentiende eeuw al het turfland in de omgeving vergraven was. De opkomst van Zuidoost-Drenthe als belangrijkste Nederlandse turfgebied maakte van Hoogeveen hét centrum van de Drentse turfvaart. Vrijwel alle turf van achter Emmen kwam per schip via de nieuwe Verlengde Hoogeveensche Vaart door Hoogeveen. In topjaar 1875 passeerden tienduizend turfschepen het Kruis. Vijfhonderd Hoogeveners gaven dat jaar als beroep schipper op.

Het oude rentmeestershuis op het hoekje bij het Kruis was inmiddels een café geworden waar zich dagelijks de stuurlui aan wal verzamelden. Het einde van de turf betekende een onverbiddelijk eind voor Hoogeveen als belangrijke havenplaats. Het werd stil langs het water. Er kwam niemand meer naar het Kruis om naar de schepen te kijken.

Na de Tweede Wereldoorlog werd eerst het Noordopgaande gedempt. De nieuwe straat ging Hoofdstraat heten. Later verdwenen de kanalen langs de Schutstraat, de Alteveerstaat en het Haagje. Aan de breedte van deze straten kun je nog zien dat er vroeger kanalen gelegen hebben. In 1971 werd het Kruis een kruispunt van wegen. Het water was weg uit het centrum. ‘t Schippershuus was één van de weinige tastbare herinneringen aan de schippers en de turfschepen van Hoogeveen.