Tweelingdorp Nieuw-Amsterdam/Veenoord
Nieuw-Amsterdam vormde een tweelingdorp met het ontginningsdorp Veenoord, dat in de jaren 1852-1853 bij de aanleg van de Verlengde Hoogeveense Vaart ontstond. Nieuw-Amsterdam lag aanvankelijk een stuk zuidelijker, maar verschoof vanaf 1852 in de richting van Veenoord. Nieuw-Amsterdam lag in de gemeente Emmen in het gebied het Amsterdamsche Veld, genoemd naar de financiers van de lokale turfexploitatie. De omgeving van Nieuw-Amsterdam bestond uit een uitgestrekt hoogveengebied waar net de
eerste veenwijken waren gegraven om de afvoer van de turf per schip mogelijk te kunnen maken. Vooral aan de oostzijde van Nieuw-Amsterdam werden de veenwijken en ontwateringsslootjes in het veen in een regelmatig patroon neergelegd. De percelen veen die afgegraven waren, werden omgezet in gras- en akkerland. De eerste bebouwing was geconcentreerd langs de vaart. Hier stonden ook de jonge eiken die in Van Goghs tijd net waren aangeplant. Veenoord lag destijds in de gemeente Sleen en bestond uit houten- of plaggenketen voor de veenarbeiders en enkele huizen van steen. Deze stenen huizen, waar het toekomstige Logement Scholte er één van was, waren op een zandrug aan weerszijden van de vaart voor ambachtslieden en veenbazen gebouwd. Het uitgestrekte hoogveengebied aan de oostkant van Veenoord was in de tijd dat Van Gogh er verbleef deels afgegraven. Ter hoogte van het logement van Scholte werd het landschap gekenmerkt door het Ermer (laag)Veen, met turfhopen, veenketen en plaggenhutten.
Briefschetsen van de omgeving
Aan zijn brieven voegde Van Gogh zo nu en dan schetsen toe die aan zijn schilderijen voorafgingen. Zo maakte hij van het schilderij Boerderij met turfhopen eerst een tekening bij zijn brief, waarin hij schreef: ‘[…] met een teer groen korenveldje op den voorgrond & verwelkte grassen achter ’t huisje & hoopen turf, weer een doorkijkje op de heide en de lucht heel licht.’ Het is denkbaar dat Van Gogh voor dit schilderij bij de turfvelden aan de Herendijk werkte. Deze turfvelden lagen ten westen van Logement Scholte en dienden mogelijk ook als inspiratie voor de schilderijen Twee vrouwen in het veen en Landschap met veenstammen.
‘Onkruidverbrandertje’
Naast elementen uit het landschap en figuren als ploegers en werkende vrouwen op het land, verbeeldde Van Gogh ook het landschap bij avond. ‘Ziehier een paar avond effekten – ik zit nog steeds op dat onkruidverbrandertje, dat ik wat toon aangaat in een geschilderde studie beter heb dan vroeger, zóó dat het meer de grootheid der vlakte en het vallen van den avond geeft en ’t vuurtje ’t eenige
lichtstipje is met ietwat rook. Ik ging er telkens s’avonds voor buiten kijken en op een slik avond na den regen vond ik het hutje dat in de natuur magtig mooi was.’ Van Gogh ondernam in de schemering waarschijnlijk geen grote wandeltochten meer. Het is daarom aannemelijk dat hij het schilderij Onkruid verbrandende boer in de nabije omgeving van het logement maakte.
Rust, ruimte en eenzaamheid
Het ‘schijnbaar monotone land’, zoals Van Gogh het kale veenlandschap rond Nieuw-Amsterdam/ Veenoord omschreef, gaf hem een gevoel van rust en ruimte. Toch sloeg na enkele weken de eenzaamheid toe, en Van Gogh werd somber. In november schreef hij nauwelijks nog over Drenthe. Het weer was slecht en hij kon niet meer buiten werken. Rond 5 december moet hij huiswaarts zijn getrokken. Op 6 december schreef hij aan zijn broer: ‘De laatste 3 weken al was ik eigentlijk maar half in orde – had last van
verschillende dingen die voortkwamen uit kou gevat hebben en ook wel zenuwachtigheid.– Zooiets moet men zoeken te breken en ik voelde dat het erger zou worden als ik niet een afleiding zocht.’ Hij legde uit: ‘Drenthe is superbe, maar het er uit houden hangt
van veel dingen af – hangt af van of men er geld voor heeft, hangt af van of men bestand is tegen de eenzaamheid.’