Vertelling

Bitha Sipahelut

Veel van de wereld gezien

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Bitha's vader Albert (1921) is in 1947 het KNIL ingegaan en was gelegerd in Djember. Moeder Dina Lalihatu (1924) zwanger van Bitha reisde hem na vanuit het dorpje Allang op het eiland Ambon. Onderweg naar Java zag Bitha het levenslicht op 1 feb 1948 in Makassar op het eiland Celebes. Van daaruit kwam het gezin in Djember op Oost Java terecht. Bitha heeft nog 2 jongere broers en een zusje. Dominggus (1949) en Dominggas (1951) zijn op Java geboren, de jongste broer Marten (1952) is in Schattenberg geboren. Door de uitroeping van de RMS op Ambon, werden de KNIL-ers overgebracht naar Nederland. Met de boot Atlantis vertrok het gezin op 22 feb 1951 met nog 922 andere opvarenden naar Nederland.

Bitha's vader Albert (1921) is in 1947 het KNIL ingegaan en was gelegerd in Djember. Moeder Dina Lalihatu (1924) zwanger van Bitha reisde hem na vanuit het dorpje Allang op het eiland Ambon. Onderweg naar Java zag Bitha het levenslicht op 1 feb 1948 in Makassar op het eiland Celebes. Van daaruit kwam het gezin in Djember op Oost Java terecht. Bitha heeft nog 2 jongere broers en een zusje. Dominggus (1949) en Dominggas (1951) zijn op Java geboren, de jongste broer Marten (1952) is in Schattenberg geboren. Door de uitroeping van de RMS op Ambon, werden de KNIL-ers overgebracht naar Nederland. Met de boot Atlantis vertrok het gezin op 22 feb 1951 met nog 922 andere opvarenden naar Nederland. Bitha, dan 3 jaar, herinnert zich flarden van de overtocht, dat zij met haar vader en broertje over het dek liepen. Moeder lag toen met het zusje in het ziekenhuis, zij was nog maar een maandje out. Ze herinnert zicht dat het erg stormde. Haar vader vertelde dat dat in de golf van Biskaje was. Op 23 maart 1951 kwamen ze via Rotterdam en Amersfoort in Schattenberg terecht in Barak 5. Deze houten barak was voorzien van centrale verwarming.

Vader Albert was in Alang een ‘tukan’, een timmerman en hij was handig in alles. In Schattenberg werkte hij eerst in de gaarkeuken. De Hollandse koks werden al na een jaar vervangen door Molukse. Later ging hij in de bouw werken. Vanuit Schattenberg fietste hij dan elke dag 20 km verderop naar Hoogeveen, om daar als timmerman aan de slag te gaan. Het was steeds een heel eind heen en weer. Bij de slagboom bij de ingang van Schattenberg, wachtte Bitha hem 's avonds vaak op. Ze kon van daar af de hele straat af kijken richting het Kinderhuis. Van een afstand kon je dan zien of hij al aankwam. Haar ouders waren lid van de Geredja Protestan Maluku, de GPM. Dat is de Moluks Protestantse kerk waar alle christelijke Schattenbergers in het begin lidmaat van waren. Door het uitroepen van de RMS, de Molukse Republiek kwam deze kerk in Nederland in een loyaliteitscrisis. Daarop werd de Evangelisch Kerk opgericht, de Geredja Indjili Maluku. Bitha's ouders en nog een 5-tal andere gezinnen bleven trouw aan de GPM, die een noodgemeente werd. Dit tot grote onvrede van de overige Molukkers in het kamp. Als hun voorman dominee Keiluhu - uit Vught - van de nood gemeentelijke kerk GPM in Schattenberg, de kerkdienst kwam leiden, kwam het vaak tot opstootjes. De kerkdienst werd aanvankelijk thuis gehouden. Bitha weet nog dat zij de dominee vanuit de bus naar huis begeleidden en op alles voorbereid waren. Bitha weet precies welke mannen dat waren uit die beginjaren.
Uiteindelijk kreeg de GPM een eigen kerkgebouw (barak 28), bijna naast die van de GIM (barak 30).

Bitha was niet het type dat bij de pakken neerzat. Fietsen leerde ze op de herenfiets van haar vader. Schrijlings schuin onder de stang trapte je dan rond de barakken. Wat haar als klein kind bij is gebleven, is een gebreide jurk uit een kledingpakket. Haar vader vertelde dat het pakket uit Amerika kwam vanwege de Marshallhulp. Al op haar negende in het kamp, leerde Bitha koken. Ze kan nu ook alles bereiden.
Als er wat warm water nodig was, ging ze slim als ze was naar barak 81 en niet naar de kerk. Dat warmwaterpunt was veel verder gelegen. In barak 81 was een grote bak waar je, als je er mensen kende, ook warm water uit kon krijgen. Dat werd met eierkolen gestookt, de goedkoopste soort. Haar beste vriendinnen in het kamp, waren Naomie Haulussy en Margreet Manuputty. De patatboer Sikkema kwam wekelijks op de 'batu krikil' het exercitieterrein voor de 80-er barakken waar op woensdagen ook de markt, met ook Stevens de groenteboer en de marskramer, 'oto rombengan'. Daar heeft ze haar flitsende spijkerbroeken vandaan. Naomie trakteerde Bitha dan op patat, met mosterd, want dat was gratis. Bitha hielp haar dan wel met de wasknijpers op een kartonnetje te rijgen. Door dit thuiswerk verdienden de kampbewoners wat bij.

Bitha zocht overal naar een heitje-voor-een-karweitje. Zo plakte ze samen met buurmeisje Trees Jansen, postzegels bij meneer Korporaal van het postkantoor of moest ze stempelen. Of ze ging boodschappen doen voor de vrouw van dokter Da Costa. Het hele kamp was haar speelterrein. Appels stelen bij barak 4, spelen in de bossen. Ondernemingszin, nieuwsgierigheid zijn haar drijfveren, ook toen ze later wereldreizen maakte naar Azie, het Midden Oosten en de Amerika’s. Haar moeder én vader legden haar geen strobreed in de weg!
Zoals velen in het kamp verkocht ook Bitha huis aan huis. Op een dag kan ze zich herinneren dat een oom uit Medemblik in de Wieringermeer (uit het strafkamp Oude Zeug) met gedroogde vis 'ikan gerèh' kwam aanzetten. Of Bitha dat wilde verkopen. 10 voor een gulden! Bitha weet nog precies de kampwinkeltjes en wie lekkere loempia's of gado-gado verkocht.

Bitha herinnert zich dat ze een keer eten uit de gaarkeuken moest halen, in de winter. Het vroor heel hard en door de ijzel was het spiegelglad. Ze gleed uit en de gevulde rantangs kletterden over de grond...daar ging het eten, ‘boeboer’, havermoutpap. Ze gruwt er nog
van. Eten halen uit de gaarkeuken was van toen af niet meer haar favoriete bezigheid Niet iedereen kon het geserveerde in de gaarkeuken waarderen. Er bleven altijd zulke grote hoeveelheden over, dat boer 'Tollenaar' er zijn kippen en vee er mee kon voeren. Het laatste jaar in Schattenberg, 1961, zat Bitha op de Kohnstammschool in Assen. Ze kon naar de ULO, maar koos voor haar vriendinnen die naar de Nijverheidsschool gingen. De aanloop van de verhuizing naar Deventer, in 1961, weet ze nog dat haar moeder niet koos voor kamp Vosseveld bij Winterswijk. Daar is ook bos en kamp Vaassen is het ook niet geworden. De barakken van Schattenberg waren zelfs beter, volgens haar moeder. Vader Albert werkte bij de blikjesfabriek Thomassen & Drijver in Deventer. Oom Hatumena van barak 4 werkte daar ook en al sinds 1958. Dus werd het Deventer. Huilend stapte Bitha in de bus, wetende dat ze veel vriendinnen achter moest laten. Vijf
gezinnen gingen in de bus, Sapakoly, Paays, Timisela, Seleky. Ze waren de eerste groep van zo'n 20 gezinnen uit Schattenberg, zo’n 150 Molukkers totaal. In Deventer ging de wereld letterlijk open voor Bitha. Ze werd een globetrotter en zag veel landen op alle continenten.
Nu woont ze weer in Deventer.


Bitha Sipahelut
Deventer – 10 augustus 2020

Alle rechten voorbehouden

Afbeeldingen