Ook: Drentse Provinciale Geneeskundige Commissie
In navolging van de andere provincies werd deze bij K.B. van 27 juli 1824 in Drenthe opgericht. Haar functie was het ondersteunen van het burgerlijk bestuur bij het controleren en bevorderen van de gezondheidszorg. De commissie werd gevormd door vier medicinae doctores (universitair geschoolde geneesheren) en een apotheker. Tijdens het bestaan zouden er twaalf leden deel van uitmaken. Voorzitters waren respectievelijk Jan Aldrik Sluis (1824-1831), Gerard Hozeas Amshoff (1831-1853) en Petrus Hofstede Crull (1853-1865). Als secretaris fungeerden Petrus Evenhard Pruissen (1824-1853) en David Cohen (1853-1865).
Van de door de Wet omschreven taken diende de commissie jaarlijks verslag te doen aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze bestonden uit: het afnemen van examens en het uitreiken van diploma's aan heel- en vroedmeesters, vroedvrouwen en apothekers, het jaarlijks samenstellen van een lijst van gediplomeerde geneeskundigen om kwakzalverij tegen te gaan, regelmatige inspectie van praktijken, waaronder controle van instrumenten en medicijnen, toezicht op de armenzorg, de kwaliteits- en prijsbepaling van geneesmiddelen, het inspecteren van krankzinnigenbewaarplaatsen, het bevorderen van de pokkenvaccinatie en de uitgifte van entstof en, ten slotte, het voorkomen van verspreiding van besmettelijke ziekten door beoordeling en behandeling ter plaatse.
De provinciale geneeskundige commissies werden in 1865 opgeheven.