Staatkundig orgaan, belast met de rechtspraak, alsmede de personen die daarvan deel uitmaken. De competentie van de rechterlijke organen is geregeld in de Wet op de samenstelling van de rechterlijke macht uit 1827 en de wetboeken van burgerlijke rechtsvordering en strafvordering.
De huidige organisatie is gebaseerd op het in 1811 ingevoerde Franse systeem, waarin voor het Nederlandse gebied een Keizerlijk Hof in 's-Gravenhage, een Hof van Assisen (voor Drenthe in Groningen), een Rechtbank van Eerste Aanleg in Assen en verschillende vredegerechten en mairies werden aangewezen. Na het vertrek van de Fransen bleven nationaal de Hoge Raad, per provincie een Hof, een arrondissementsrechtbank in Assen en vredegerechten (sinds 1838 kantongerechten) in Assen, Dalen (tot 1838), Emmen (vanaf 1877), Hoogeveen en Meppel. Het Drentse Hof is in 1877 opgeheven.
Geleidelijk aan werd de rechtspraak meer gespecialiseerd. Bij de rechtbank kwam in 1921 een politie- en een kinderrechter en in 1937 werd bij elk kantongerecht een pachtkamer ingericht, waarvan de kantonrechter voorzitter was. In 1950 kreeg de rechtbank bovendien een economisch politierechter. In de jaren 1992-1994 werden bestuursrechtelijke colleges samengevoegd met de rechtbank: de raad van beroep voor de sociale verzekering, het ambtenarengerecht en verschillende andere bestuursrechters. De kantongerechten in Emmen en Meppel gingen deel uit maken van de rechtbank in Drenthe.