Dr.: Rowol
Wegdorp in de gemeente Noordenveld (tot 1998 Roden) ten noordoosten van Roden en ten noordwesten van Peize. Ten noorden van het dorp ligt tussen diep en Leekstermeer de uitgestrekte Polder Matsloot-Roderwolde.
Bronnen vermelden: Roterwolde (1139), van Roderwolde (1350), Rodenwolde (1460) en van Raederwolde (1542). De betekenis van de naam: nederzetting bij of in het wold (moerasbos) bij Roden.
Roderwolde maakt met Leutingewolde, Foxwolde, Peizerwold, Eelderwolde en Paterswolde deel uit van het zgn. woldgebied van Noord-Drenthe. Ten noorden van Roderwolde is in de periode 1200-1300 bewoning geweest op veenterpen als onderdeel van het woldgebied tussen Leekstermeer en Drentsche Aa. Men bedreef er vetweiderij en ossenhandel ten behoeve van de stad Groningen. In de 14e eeuw werden delen ingericht voor extensieve hooiwinning.
Roderwolde ontstond in de elfde eeuw als veenontginningsdorp. In de Middeleeuwen was het dorp een belangrijke roggeproducent. In de 16e eeuw werd rond de plaats veel gejaagd, o.a. op wolven; pas in 1563 werden hieraan beperkingen opgelegd. In de omgeving ging in de periode 1650-1832 het areaal bouwland met ca. 40% achteruit. Later werd deze vorm van landbouw hier vrijwel onmogelijk. Thans is vrijwel alles grasland in één groot veeteeltgebied.
De bewoningsas van Roderwolde lag vóór de 18e eeuw verder noordwaarts. Hier stond ook de eerste kerk, afgebroken omstreeks 1830. Om de afwatering in het gebied te bevorderen, werden haaks op de opstrekkende verkaveling de zgn. gouwen gegraven. Afwatering en landbouw leidden tot inklinking en verdwijnen van het veen, waardoor de waterstand steeg. De bewoners trokken zich daardoor in de 18e eeuw terug op wat hogere gronden ca. 1 km verder zuidwaarts. Het huidige Roderwolde dateert uit de 19e eeuw en ontstond als een lintdorp langs de Roderwolderweg, nu Hoofdstraat. Het nieuwe kerkje werd in 1831 gebouwd op de kruin van een lage dekzandrug; de 1 km lange Pastorielaan is nu de verbindingsweg met het oude kerkhof. Van de oude kerk resteren nog: doopvont (1560), luidklok (1634), kelk (1651) en een dakpan (in molen Woldzigt). De klok was eerst met een balkconstructie tegen de kerk geplaatst, later in een klokkenstoel opgehangen en werd ten slotte in de toren geplaatst.
Roderwolde kreeg rond 1080 een eigen parochiekerk van de bisschop van Utrecht. In 1352 sloot het met andere Noord-Drentse plaatsen een verzoeningsverdrag met de stad Groningen. Op de synode van 1602 te Assen werd Roderwolde ingedeeld bij de classis Rolde; de eigenerfden bezaten het collatierecht. Tot de vorming van de gemeenten vormde Roderwolde zowel bestuurlijk als kerkelijk een zelfstandige eenheid, met de kerk als middelpunt van de Rowolder samenleving. Deze komt nog steeds tot uiting in het opvoeren van het jaarlijks openluchtspel. Het dorp is bekend om de achtkante stellingmolen 'Woldzigt', genoemd naar een voormalig herenhuis. Deze olie- en korenmolen is de hoogste stellingmolen van Nederland. Zij is gebouwd in 1852 en gerestaureerd in 1976. Als eigendom van de gemeente Noordenveld wordt de molen beheerd door een stichting, bestaande uit inwoners van Roderwolde en Foxwolde. Op de vroegere graanzolder is het Nederlands Graanmuseum, in de voormalige knechtenkamer een inbrengwinkel gevestigd. Bijzonder is de aanbouw aan weerszijden, waarin o.a. de molenaarswoning. Tegenover de molen bevond zich vroeger het haventje van Roderwolde, door de Schipsloot verbonden met het Peizerdiep. Er bestaat thans het plan om deze gedempte haven weer open te graven.
Bezienswaardigheden naast kerk en molen: de pastorie (weeme), waarin bijeenkomsten van de Roderwolder kring Musis Sacrum, o.l.v. ds. Bennink Janssonius, werden gehouden. Voorts het uit de middeleeuwen stammende Huize Waalborg, met kruid- en appelhof. Het huis is in 1784 verbouwd en werd in 1809 verkocht als zomerverblijf aan S. Gratama. In 1973 werd de Waalborg op de monumentenlijst geplaatst; restauratie vond plaats in 1983. Huis en omgeving zijn sinds 1969 eigendom van de Gratama-stichting.
Schimpnaam voor de inwoners: Roodbeinen, daar Roderwolde van oudsher een broedplaats was van Ooievaars. [Schaafsma]