Begrip

Roofvogelvergiftiging

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

van Dijk

Vervolging van roofvogels door mensen.

Vindt al eeuwen plaats; in de 17e, 18e en 19e eeuw met aanmoediging (premiesystemen) van de overheid. Een premieregeling was opgenomen in de jachtwet van 1852. Tussen 1852 en 1857 werden in Nederland officieel 39.233 gedode roofvogels ingeleverd. Pas bij de Vogelwet van 1936 kregen roofvogels bescherming, met uitzondering van de Sperwer, die pas in 1941 beschermd werd verklaard. Maar de vervolging door boeren, jagers en jachtopzieners ging nog decennia daarna door.

Tot op de huidige dag vindt illegale vervolging plaats, het meest door vergiftiging en het omzagen van nestbomen. Vergiftiging vindt zowel opzettelijk, door het uitleggen van vergiftigd aas, als onopzettelijk, door vergiftigde prooidieren plaats. De onopzettelijke vergiftiging maakte in de jaren '60 van de 20e eeuw een eind aan de populatiegroei, die mede door de Vogelwet van 1936 was ingezet. In de jaren '60 was parathion, door agrariërs gebruikt als verdelgingsmiddel voor vogels (die de oogst bedreigden) een belangrijke doodsoorzaak, ondanks het verbod op het gebruik van de methode, waarbij in parathion gedrenkt graan werd aangeboden. Opzettelijke vergiftiging van roofvogels vindt plaats met parathion, alfachloralose, strychnine, aldicarb en mevinfos.

Vergiftiging treft alle soorten, in het bijzonder Rode wouw, Buizerd en Havik. Buizerd en Rode wouw zijn als aaseters vaak slachtoffer van het uitzetten van vergiftigd aas. Landelijk is de huidige vervolging geen bedreiging van roofvogelpopulaties, maar regionaal en lokaal leidt de vervolging tot lagere dichtheden. Behalve misbruik van parathion vormde het gebruik van slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen en zaadontsmettingsmiddelen (dieldrin, aldrin, heptachloor) een bedreiging voor roofvogels. Genoemde ontsmettingsmiddelen zijn onder druk van het Comité ter Instandhouding van de Drentse Fauna (CIDF) in 1968 verboden en vervangen door het veel minder giftige lindaan. Ook andere middelen als methylkwikverbindingen en DDT (verboden in 1973) maakten veel slachtoffers. De opslag van giftige stoffen in het vetdepot van roofvogels leidde tot sterfte zodra in periodes van voedselschaarste de vetvoorraad werd aangesproken. Ook verstoringen van het broedgedrag en afname van de eierschaaldikte, met breuk tijdens bebroeding als gevolg, leidde tot afnemende populaties.

Pas na het verbod op de meest giftige bestrijdingsmiddelen in de jaren '70 zette het herstel in van de vaak gedecimeerde populaties. Die toename leidde echter weer tot een intensievere vervolging. [Van Dijk]