Kerkelijk of synodaal recht, belangrijk in de tijd vóór de Reformatie (1598).
Een wereldlijke en een kerkelijke functionaris (zendgraven) kwamen in openbare zittingen recht spreken in de hun toegewezen districten. De kerkelijke zendgraaf sprak recht over kerkelijke zaken waaronder ook het huwelijksrecht viel. Het recht berustte op mondelinge afspraken en vroegere vonnissen, dus gewoonterecht. Het seendrecht in Drenthe werd voor het eerst in een seendbrief op schrift gesteld in 1332. Het recht werd uitgeoefend door de deken. Waarschijnlijk vormde elk dingspil een eigen district, een eigen seendstoel. In 1451 heeft bisschop Rudolf van Diepholt de Drenten een nieuw seendrecht gegeven, vastgelegd in 68 paragrafen. Het Drentse Landrecht van 1614 verwijst in artikel 2 naar de Seendbrief van 1451. Onder meer werd hierin bepaald dat de Deken van Drenthe op de donderdag na Pasen in de kerk van Rolde de Heilige Sacramenten moest bedienen aan alle kerkelijke functionarissen. Eén keer per jaar moest hij voor de proost van de Mariakerk in Utrecht verschijnen voor het afleggen van verantwoording.