(Zwolle 1885 - Zwolle 1964) Commissaris van de Koningin in Drenthe, 1931-1943, 1945-1951.
Was van 1918 tot 1931 (commies-)griffier van de Tweede Kamer. In 1931 werd hij Commissaris van de Koningin en maakte daar de crisisjaren mee. Hij zorgde voor vernieuwing door jonge burgemeesters van elders aan te trekken en ook in verschillende maatschappelijke organisaties jong talent binnen te halen. Bleef in de oorlogsjaren zo lang mogelijk op zijn post, maar moest in 1943 toch aftreden ten gunste van de NSB-er Bouma. Na de oorlog keerde hij echter weer en zette zich in voor onder meer de industrialisatie van Zuidoost-Drenthe. Na zijn pensionering bleef hij Eerste-Kamerlid voor de VVD en voorzitter van de Raad van de Waterstaat. Hij was een prettig causeur, die zijn redevoeringen lardeerde met geestige beelden en anekdoten. Hij gold als deskundig op het gebied van de waterstaat en het vervoer.