Veenkolonie in de gemeente Emmen (tot 1884 Dalen, tot 1998 Schoonebeek).1504 inwoners (2000) en 533 woningen (2000).
Gelegen ten noorden van Nieuw-Schoonebeek, tussen het uitgestrekte onontgonnen hoogveengebied Amsterdamsche veld (noorden) en het Oosteindsche Veen, het Schoonbeekerveld en de Oosteindsche Landen (zuiden) aan de Zuidersloot.
Weite is waarschijnlijk afkomstig van boekweit; dat werd veel op het hoogveen verbouwd. Het dorp heette tot 1954 Nieuw-Schoonebekerveld.
Weiteveen is ontstaan vanaf 1850, toen Hannoveraanse kolonisten zich vestigden in het Amsterdamsche Veld en het Schoonbeekerveld; ver voor de systematische vervening langs de Zuidersloot ontstond een rij van plaggenhutten. De bewoners voorzagen in hun onderhoud door het plegen van boekweitbrandcultuur en het houden van kleinvee. Langzamerhand legde men zich ook toe op akkerbouw. De vervening kwam hier op gang door de systematische ontginning van het Amsterdamsche veld, de ontsluiting van het gebied door een kanalenstelsel (Dommerskanaal, Zijtak, Stieltjeskanaal, Verlengde Hoogeveensche Vaart) en de hoge turfprijzen tijdens WO I. Mede door bevolkingsaanwas uit Hoogeveen en Dedemsvaart groeide Weiteveen naar 900 inwoners.
De rooms-katholieke O.L. Vrouwe van de Vredekerk werd opgericht in 1919 als dochterparochie van Nieuw-Schoonebeek. De eerste pastoor was P.J. Veltman. De kerk zou aanvankelijk een hulpkerkje worden, maar al snel kwam men tot de conclusie dat een eigen kerk beter zou zijn. Op 30 oktober 1918 werd de eerste steen gelegd door de vicaris-generaal mgr. D. Huurdeman, die zich, toen hij nog pastoor was van Nieuw Schoonebeek, had ingezet om te komen tot een nieuwe parochie in het toenmalige Amsterdamscheveld. Architect was A.Th. van Elmpt te Groningen. De kerk stond midden tussen de turfbulten. Omwille van de bouw moest er eerst een stuk veen worden afgegraven, dat ter beschikking was gesteld door de Drentse Landontginningsmaatschappij. De aanvoer van de bouwmaterialen was 's nachts over het veldspoor van de genoemde maatschappij. De lorries werden door paarden getrokken, omdat er wegens oorlogsomstandigheden geen petroleum was voor de locomotieven.
In mei 1925 werd 's nachts het tabernakel uit de kerk gestolen, omdat men dacht dat daarin het geld van de bankenpacht werd bewaard. Deze diefstal kreeg veel publiciteit, vooral door toedoen van het katholieke dagblad De Maasbode. In de nabijheid werd het tabernakel teruggevonden. De tocht terug naar de kerk was het begin van een aantal bedevaarten in Weiteveen. Op de plek waar het tabernakel werd teruggevonden, staat nu een kapel, ontworpen door Th. J. van Elsberg uit Almelo, met daaromheen een kerkhof. Een direct gevolg van de roof was ook de komst van de zusters Franciscanessen naar Weiteveen. Het door hen gebouwde zusterhuis deed sinds 1995 dienst als AZC (asielzoekerscentrum). Vóór het gebouw staat het bronzen beeld 'De Non' (B. Kiewiet).
In 1925 verrees in het westen van de plaats de protestants-evangelische kerk, waaromheen een protestantse kern ontstond. Afzonderlijk van kerken, pastorie en zusterhuis ontwikkelde zich een lintbebouwing langs Zuidersloot en Kerkweg. Na 1950 werden steeds meer krotten vervangen door stenen huizen.
In 1954 werd de gemeentegrens tussen Emmen en Schoonebeek naar het noorden verlegd, namelijk langs de Middensloot, en werd de nederzetting officiëel Weiteveen genoemd. Het gebied tussen Dommerskanaal en Zuidersloot werd volgebouwd en de oost- en westkern groeiden geleidelijk aaneen tot één geheel. Ten noorden van Weiteveen staat aan de Dordsedijk een gespleten kei. Hier liep het veldspoor voor de aanvoer van turf vanuit Schönungsdorf naar de fabrieken van de Griendtsveen Maatschappij. In 1983 werd deze kei hier geplaatst in opdracht van de maatschappij, nadat deze met de vervening was gestopt. De breuk in de kei is het symbool van de verbroken spoorwegverbinding en geeft een blik op het verleden. De vml. spoorlijn is veranderd in een wandelpad.
Schimpnamen voor de inwoners: Veldmoezen en Veldkers (bewoners van het veld).