Door gemeenten ingerichte locaties waar woonwagenbewoners zich sinds de Woonwagenwet van 1918 mogen vestigen.
Na 1945 werden regionale centra ingericht waar welzijnswerkers de taak kregen de bewoners te begeleiden. Met de Tweede Woonwagenwet van 1968 werd de concentratie verder doorgevoerd. In Drenthe werden twintig kleinere woonwagenkampen teruggebracht tot drie regionale centra in de gemeenten Assen, Emmen en Hoogeveen. De drie centra kregen eigen scholen en een verenigingsgebouw met bijbehorende activiteiten waar de volwassenen geschoold konden worden. Ook was er aandacht voor cultureel-maatschappelijk werk en gezondheidszorg. De beoogde integratie in de samenleving slaagde niet: waar de overheid dacht de woonwagenbevolking de kans te bieden zich te ontplooien, ervoeren de bewoners zelf het als een beperking van hun vrijheid. Daarom ging in 1974 het roer om en werd gekozen voor een landelijk spreidingsbeleid: gemeenten kregen de opdracht kleine centra, dicht of in de buurt van de kom gelegen locaties te creëren voor maximaal vijftien standplaatsen.