Persoon

Roelof Zegering Hadders

Functie: Bestuurder

Geboren: 1912
Gestorven: 1991

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

(Emmen 1912 - Emmen 1991) Bestuurder.

Verlengde op zijn 21e de naam Hadders met die van Zegering (uit de 13e eeuw) om die voor de familie te behouden. Vlotte en grage prater. Hij was 39 jaar wethouder van Emmen (1939-1978), Statenlid en lid van de Eerste en Tweede Kamer. Zegering Hadders had op zijn 23e al 25 bestuursfuncties, later oplopend tot ruim dertig. Hij viel later in de Tweede Kamer op door zijn zeer vele commissariaten (Vrij Nederland: 'Zegering Hebbers'). In Emmen had hij de bijnaam 'Roelof Beloof', vanwege zijn vele gedane toezeggingen.

Zegering Hadders had een zeer brede belangstelling; hij was zelfs voorzitter van de Bond van Hengstenhouders zonder verstand van paarden te hebben. In Emmen beheerde hij de portefeuilles Onderwijs, sport en cultuur. Hij was zeer populair; hij kreeg voor zijn Kamerkandidatuur duizenden voorkeurstemmen uit alle delen van het land. Hij zette zich in het bijzonder in voor de Bond van Staatspensionering en Volksonderwijs. In het centrum van Emmen wandelde Zegering Hadders op 'eigen erf', dat ooit familiebezit was. Hij schonk na zijn aftreden zijn kapitale villa (in het laatste oorlogsjaar bezet door de Duitse bevelhebber Christiansen) met 2 ha land in hartje Emmen aan de gemeente.

Een smet op de loopbaan van Zegering Hadders was diens oorlogsverleden. Op 30 oktober 1947 werd hij door het Bijzonder gerechtshof in Assen veroordeeld tot een boete van 10.000 gulden. De advocaat-fiscaal had geen vrijheidsstraf willen eisen wegens de 'vele goede werken' door verdachte verricht, en evenmin uitzetting uit bepaalde rechten. Aanleiding was een Engelse piloot die in het ziekenhuis te Emmen was opgenomen en in handen van de Duitsers werd gespeeld, hoewel de 'ondergrondse' een onderduikplek voor hem had gevonden. De rol van de Emmer wethouder werd 'uiterst verwerpelijk' geacht. In cassatie te Arnhem werd hij alsnog vrijgesproken. Zijn latere koninklijke onderscheiding beschouwde hij als 'rehabilitatie'. [Rodenburg]