Het geheel aan maatregelen dat in het bos wordt getroffen om de beheersdoelen te realiseren.
Die doelen variëren met de eigenaar en veranderen vaak in de loop van de tijd. Het betreft dan de aan het bos toegekende functies. Vanwege het grote maatschappelijk nut van bossen oefent de overheid door wetgeving en subsidieregelingen invloed uit op de samenstelling en het beheer. Momenteel zijn de recreatie- en natuurfunctie erg belangrijk. Daarnaast is de productie van hout nog steeds een belangrijk doel, zowel voor de particuliere eigenaar als voor Staatsbosbeheer.
Hout is nog steeds een bron van inkomsten. De beheersmaatregelen zijn er in essentie op gericht om de groeipotentie te concentreren op een beperkt aantal bomen. Het is een natuurlijk proces in een bos dat van het grote beginaantal jonge bomen er op den duur maar weinig oud en dik zullen worden. Een volwassen boom heeft veel groeiruimte nodig. In een bos ontstaat daarom concurrentie om licht en groeiruimte, zowel boven als ondergronds. De beheerder stuurt dat proces door bomen weg te halen: het uitdunnen van het bos, dunning. De keuze van de te verwijderen bomen ter bevoordeling van de over blijvende bomen is een van de belangrijkste maatregelen van het bosbeheer. En die keuze wordt meerdere keren gedurende de omlooptijd van het bos gemaakt. Bosbeheer is werk van lange adem en meestal van meerdere generaties beheerders, die bovendien met veel wisselende omstandigheden rekening moeten houden: met weer en klimaat (storm, ijzel), de geschiktheid van de bodem, de waterhuishouding en met veranderende inzichten over hoe met bos moet worden omgegaan.
De vervalfase van het bos wordt vermeden, door de volwassen bomen te kappen op een bepaalde leeftijd (omlooptijd) en op de ontstane kapvlakte nieuw bos te planten. Deze beheersvorm was gangbaar tot in de jaren '70 van de vorige eeuw. Na de stormen van 1972 en '73 ontstonden er plekken, waar spontaan natuurlijke verjonging optrad uit zaad, dat van bomen uit de omgeving in de open plekken waaide, een voor Drenthe nieuw verschijnsel. Inmiddels is het gebruiken van deze natuurlijke verjonging tot nieuwe beheerstrategie uitgegroeid. Door het kappen van groepen bomen en het plaatselijk sterk uitdunnen van het bos, wordt de ontwikkeling van natuurlijke verjonging gestimuleerd. Kapvlaktes groter dan 0,5 ha behoren vrijwel tot het verleden. Tegenwoordig wordt bij het beheer ook veel aandacht aan natuur- en landschapswaarden besteed o.a. door dode bomen te laten staan, loofbomen en struiken doelbewust te sparen, lanen duidelijk zichtbaar te maken en plaatselijk toe te staan dat bomen in verval raken.
In delen van boswachterijen, bijv. bij Gees en Schoonloo, is de natuurfunctie zo belangrijk dat het waterbeheer hierop wordt afgestemd, met als gevolg dat de bomen daar soms massaal 'verzuipen'. Deze vorm van bosbeheer, waarbij meerdere functies tegelijkertijd in het bos aandacht krijgen, wordt multifunctioneel bosbeheer genoemd en bij Staatsbosbeheer toegepast in 75% van zijn bossen. In sommige gevallen en door sommige eigenaren wordt ervoor gekozen om helemaal geen maatregelen meer te treffen en mag 'de natuur haar gang gaan'. Van bosbeheer is dan geen sprake meer. [Kalb]