(Philadelphia 1921 – Haren 2014) Archeoloog.
Studeerde journalistiek en geschiedenis in New York en Wyoming en archeologie in Londen. Promoveerde in 1958 in Londen op het proefschrift Bronze Age Connections across the North Sea (Palaeohistoria 9, 1963). Vanaf 1957 tot aan 1986 verbonden aan het Biologisch-Archaeologisch Instituut. Doceerde daarnaast van 1963 tot 1986 de archeologie van de Bronstijd aan het Instituut voor Prehistorie van de Universiteit van Amsterdam.
Butler bestudeerde met name de typochronologie en de ruimtelijke verspreiding van bronzen en andere voorwerpen uit de Nederlandse bronstijd. Hij publiceerde uitvoerig daarover, o.a. met H. Steegstra (zie onder meer de artikelenserie 'Bronze Age metal and amber in the Netherlands' I, II-1 en II-2, Palaeohistoria 32, 1992, 47-110; 37/38, 1995-1996, 159-243; 39/40, 1997-1998, 163-275). Verder uitte hij zich (met J.D. van der Waals en H.T. Waterbolk) over de interpretatie van de resultaten van metallurgisch onderzoek. Van zijn hand is het overzichtswerk Nederland in de bronstijd (1969). Een substantieel deel van zijn oeuvre behandelt de talrijke vondsten die op Drentse bodem gedaan zijn. Vanaf 1960 is de weerslag daarvan in de Nieuwe Drentse Volksalmanak te vinden. In 2001 werd hem, ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag, de feestbundel Patina, essays presented to Jay Jordan Butler on the occasion of his 80th birthday aangeboden (W.H. Metz, B.L. van Beek en H. Steegstra (red.). Butler overleed in 2014.