Opdracht van een ambt aan een tot de bekleding daarvan bevoegd persoon, in het bijzonder een predikant.
In Drenthe geschiedde de benoeming van predikanten niet volgens de Dordtse kerkorde, maar handhaafde men de oude rechten, die werden gehanteerd bij benoeming van pastoors. In het merendeel van de kerkelijke gemeenten was dat recht voorbehouden aan degenen die aan de kwalificatie van eigenerfde voldeden. Soms was het collatierecht verbonden aan een havezate, bijv. aan Echten, Batinge en Oosterbroek te Eelde. De heer van Ruinen had het collatierecht van de predikant te Ruinen. Daarnaast restte er nog een tiental gemeenten, waar het College van Drost en Gedeputeerden de collatie had. Na 1814 werden dit koninklijke collaties. Het recht van collatie was verhandelbaar. In de Grondwet van 1922 is het collatierecht afgeschaft.