Begrip

Galligheid

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Bieleman

Ook: galle, ongans

Traditioneel benamingen voor de leverbotziekte, een ernstige ziekte bij schapen (en ook bij runderen en paarden).

De leverbotziekte (fasciolosis) wordt veroorzaakt door de parasiet Fasciola hepatica (een platworm) die in de galgangen van de levers van herkauwers, hazen, konijnen, soms bij uitzondering in de lever van de mens voorkomt. De leverbot beschadigt de lever en zuigt grote hoeveelheden bloed op, waardoor ze onder meer bloedarmoede veroorzaakt. De eitjes van de leverbot komen via de uitwerpselen van het schaap op het land. Bij gunstig weer en vooral een gunstige vochtigheidgraad zoeken de larven hun tussengastheer, het leverbotslakje, dat leeft in een drassig milieu op de overgang van nat naar droog. Zowel voor de voortplanting als voor de ontwikkeling van de slakjes is vochtige warmte nodig, waardoor het besmettingsrisico gewoonlijk het grootst is in de zomermaanden. Een eventuele besmetting bij het vee openbaart zich vervolgens in herfst- en wintermaanden in de vorm van de leverbotziekte. Zo de dieren dan niet acuut sterven, heeft een algehele verzwakking van hun gestel tot gevolg dat in de loop van de winter bij strenge kou al snel omkomen door uitputting.

In de geschiedenis van de Drentse landbouw werd vooral het jaar 1621/22 berucht door een zeer omvangrijke sterfte als gevolg van een leverbot-epidemie. De zomer van 1621 was ongemeen nat geweest en de daarop volgende winter zeer streng waardoor er in de hele Landschap (incl. de heerlijkheid Ruinen) meer dan 42.600 schapen, bijna 10.000 runderen en 1500 paarden stierven. Die winter werd ruwweg een vijfde van de paarden, een kwart van de rundveestapel en bijna de helft van het aantal schapen weggevaagd door de leverbot, de barre weersomstandigheden en voedselgebrek.

Nadat zich in 1632/33 opnieuw een soortgelijke catastrofe had voorgedaan - zij het dit keer wat minder omvangrijk - drong de Drentse overheid er in 1638 bij de kerspelbesturen op aan de afwatering van de veldgronden te verbeteren door deze te begreppelen, om aldus het besmettingsrisico te beteugelen. Mede door dit soort maatregelen wist men dan ook de ziekte in de loop van de 17e eeuw enigszins terug te dringen, al bleef deze ver in de 19e eeuw bij voortduring haar slachtoffers eisen. [Bieleman]