(Hooghalen 1918 - Hooghalen 1976) Schrijver.
Na een opleiding aan de ambachtsschool werkzaam op het architecten-bureau van zijn vader. Hier bekwaamde hij zich verder als bouwkundig tekenaar, maar uiteindelijk verkoos hij toch de schrijfpen boven de tekenpen. Hidding is nooit getrouwd; hij woonde later samen met zijn zuster. Van huis uit gereformeerd, sloot hij zich na de oorlog aan bij de Gereformeerde Kerken onderhoudende Artikel 31 der (Dordtse) Kerkorde. In zijn eigen gemeente was Hidding jarenlang diaken en voorts lid van een aantal kerkelijke organisaties.
In 1940 won hij met het verhaal Het Nieuwe Vuur de Drentse literatuurprijsvraag. In 1941 debuteerde hij als romancier met De race, waarin hij zijn eigen ervaringen met de TT-races beschreef. Hij weigerde in 1942 zich aan te melden bij de Kultuurkamer, zodat er pas na de oorlog weer boeken van hem uitgegeven mochten worden. In 1946 verscheen Liefde in het Oude Landschap, een historische streekroman. Heuvings haardstee. Roman uit het oude Drente verscheen in 1950. Anton Pieck maakte de illustraties. De Wolvenjacht. Roman uit het oude Drente (1953) is een historische roman, die zich rond 1750 afspeelt.
Vanaf het midden van de jaren '50 voltrok zich een ommekeer in het leven en schrijven van Johan Hidding. Hij ging zich op een breder publiek richten: buiten Drenthe of daarbinnen, maar dan minder op de provincie gefixeerd. Hij ging zich toeleggen op het schrijven van goedkoop-romantische lectuur. Toch bleef hij vaak over Drenthe schrijven, vooreerst in jeugdboeken, zoals Toengeb de hunebedbouwer (1959) en Benden in de Wildernis (1960). Voorts leverde hij bijdragen aan tal van dialectbundels en schreef hij dialectverhalen voor de Provinciale Drentse en Asser Courant. Voor de opvolger hiervan, de DAC, werkte hij van 1967 tot 1976 mee aan de rubriek 'Van de Drentse schrieftaofel', terwijl de RONO 'Drentstalige schetsen' van hem uitzond. Hij schreef nog veel meer jeugdboeken dan de reeds genoemde, bijv. de zesdelige Edward Smit-serie. Voor de lagere school verschenen leesboekjes van zijn hand, onder meer de eveneens zesdelige Jan en Toos-serie. Verscheidene verhalen werden als feuilleton in dag- en weekbladen geplaatst.
Opvallend is dat de gelovige Hidding bijna geen religieus werk in het Drents geschreven heeft. Het woordgebruik in zijn dialectstukken is opmerkelijk: hij streefde er steeds naar een aantal oude Drentse woorden en uitdrukkingen in zijn pennenvruchten te verwerken. Van zijn vele gedichten zijn er weinig gebundeld. Een aantal Drentstalige gedichten werd in 1983 opgenomen in de bloemlezing Mandielig. In 1960 verscheen bij uitgeverij J.H. Kok in Kampen de Nederlandstalige bundel De koningsdag. Zijn laatste bundel Terwijl de merel zingt (1974) is een verzameling Nederlandstalige gedichten die in de loop der jaren in het tijdschrift De Boerderij verschenen. In 1985 werd op initiatief van de Drentse Schrieverskring Hiddings Drentstalige werk verzameld in Johan Hidding. Gold in de strubben en andere Drentse verhalen. [Nijkeuter]