Begrip

Holoceen

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Van Heuveln

Geologische periode van het Kwartair aansluitend op het Pleistoceen vanaf 10.000 jaar geleden tot heden, mogelijkerwijs een tussenijstijd.

Het kale toendra-achtige Drenthe uit het Weichselien raakt begroeid, eerst met naald- en later met loofwouden. De zeespiegel steeg door afsmelting van het landijs en de kusten raakten overspoeld. Aan de randen van de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide veenmoerassen. In Noord-Nederland ontstond geen gesloten kust, maar ontwikkelde zich achter de eilanden een lagune met afwisselend veenvorming en afzetting van mariene sedimenten. Deze afzettingen van zand en klei in zout water komen voor tot in Noord-Drenthe. In de wat hoger gelegen dalvlakten ontstond in een wat meer door oppervlaktewater beheerst milieu een dunne laag elzenbroekveen. Deze veenstroken gingen hoger in het landschap over in voedselarme mosvenen. De veenvorming, ook in de beekdalen op het Drents plateau, kwam goed op gang in het Altanticum, een relatief natte periode die 6000 jaar geleden begon. De veenvorming stopte door ontginning en afgraving door de mens. De overgang van veenpakketten naar zeekleiafzettingen komt voor in de benedenlopen van het Eelderdiep, de Drentsche Aa en de Hunze. De dikte van deze kleidekken is meestal niet meer dan 1,5 m maar loopt bij de benedenlopen van Drentsche Aa en Hunze soms op tot 7 m.

Op de droge delen van Drenthe komen de stuifzanden van de formatie van Kootwijk voor. Landschappelijk is het stuifzand gekenmerkt door lage duintjes met relatief steile hellingen. De dikte van het stuifzand varieert tussen nihil in de depressie tot 3 a 4 m in de opgestoven duinen. Grote duincomplexen zijn het Drouwenerzand en de Langeloër- en Oosterduinen bij Norg, Emmer Dennen, Mantinger- en Balingerzand. Kleinere komen voor in het Gasterense Veld, de Zuursche Duinen bij Steenbergen, Noorderduinen bij Roderesch en complexen lang de Drentsche Aa bij Zeegse en Schipborg.

Drenthe raakte bedekt met oerbos dat naar gelang plaats en samenstelling te verdelen is in loobossen (op droge lichte zandgronden, met eik, berk en grove den), holtbossen (op vochtige leemrijke zandgronden, met eik, es en linde) en broekbossen of wolden (in de natte beekdalen, moerasbos bestaande uit els, berk en wilg).

Aan de randen van de provincie, waarvan de vorm wel wordt vergeleken met een omgekeerd soepbord waarvan het Drents plateau de omgekeerde kom vormt, ontstonden in de tijd de laagvenen, later overgaande in hoogveen. Het Holoceen is een mogelijk interglaciale periode tussen het periglaciale klimaat van het Weichselien en een nog onbekende ijstijd. De zeespiegel rees, het verhang van de beken werd geringer, de grondwaterspiegel steeg door de grote neerslag. Deze situatie leidde tot een grootschalige veenvorming en aan de zanden van Drenthe tot afzetting van klei. In de stroomgeulen vond geen toevoer van zand meer plaats. Onder voedselrijke omstandigheden vormde zich rietzeggeveen. [Van Heuveln]