(Echten 1803 - Echten 1875) Bestuurder.
Zoon van Jhr. Rudolph Otto van Holthe en Anna Geertruida Baronesse van Echten. Noemde zich Van Echten van Holthe. In 1831 benoemd tot burgemeester van Ruinen en in 1835 van Hoogeveen. In 1835 lid van Gedeputeerde Staten (tot 1875). President-commissaris van de Drentsche Kanaal Maatschappij en lid van het Kerkelijk College van toezicht in Drenthe. Hij werd in 1844 de eerste voorzitter van het in dat jaar opgerichte Genootschap ter Bevordering van den Landbouw in Drenthe (»Drents Landbouw Genootschap). Hij vervulde deze functie tot 1875. Stimuleerde en financierde het houden van landbouwlezingen, waardoor boeren beter inzicht kregen in teelttechnieken, gewassen en dierenhouderij.