(Emmer Erfscheidenveen 1916 - Nijmegen 1985) Priester.
Op 9 september 1937 geprofest, priesterwijding op 11 juli 1943. Op zondag 18 juli 1943 eerste H. Mis in Barger Oosterveld. Daarna kapelaan in een aantal Zuid-Limburgse parochies. Vervolgens werd hij benoemd tot kapelaan in Zandberg. Van daaruit had hij de zorg voor gedetineerde politieke delinquenten in de kampen Schattenberg in Westerbork en Sellingerbeetse in de gemeente Vlagtwedde.
Hij schreef veel artikelen voor het katholieke dagblad Ons Noorden, het weekblad Omhoog en veel regionale kranten. Daarbij kwam telkens zijn liefde voor Drenthe naar voren en zijn zorg over de ontwikkeling van het katholicisme in Drenthe.
In 1948 werd hij door deken Veltman geïnstalleerd als pastoor van de Carmelparochie in Hoogeveen. Hij was met zijn 32 jaar de jongste pastoor van Nederland. Hij zat in die tijd in ongeveer alle commissies die iets met religie te maken hadden, zoals het kersteningsapostolaat, de Willibrordcommissie voor Drenthe, het Drents Katholiek Studiecentrum, de Stille Omgang, en de Katholieke Centrale voor Lectuurvoorziening. Ook had hij bestuursfuncties in het Drents Genootschap, het Anjerfonds Drenthe, Omroep Noord, Drenten buiten Drenthe, Bentheim-Drenthecommissie etc.
In 1950 werd hij bouwpastoor van Beilen, aanvankelijk een statie en toen deze snel groeide een eigen parochie. Hij schreef veel kleine boekjes over het katholicisme is Zuidoost-Drenthe en in 1953 een groter werk over 100 jaar bisschoppelijke hiërarchie in Drenthe. Samen met Jan Heine was hij betrokken bij de stichting voor de restauratie van de schuurkerk in Barger-Compascuum. Na enkele jaren vertrok hij naar Nijmegen als godsdienstleraar en in 1964 werd hij pastoor van de Carmelkerk aan de Doddendaal in Nijmegen.