Buurtschap in de gemeente Westerveld (tot 1998 Dwingeloo) ten oosten van Dwingeloo. Ten zuiden van beide dorpen liggen de Noord Lheederesch en de Zuid Lheederesch, erboven langs de Dwingelerstroom de Lheedemade (noorden; weilandcomplex). Ten zuiden van Lhee strekt zich het Lheederzand uit, een groot bosgebied ten noorden van de Dwingeloosche (Dwingelderveld). Ten noordoosten van de plaats liggen de buurtschap Lheebroek, de Lheebroekeresch en het Lheebroekerzand, een natuurreservaat.
Bronnen vermelden: Lede (1180-1250), to Leede (1342), van Lede (1352), Lee (1573), noord Lhe en zuid Lhe (1840), Noordlhee en Zuidlhee (1865), Noord Lhee en Zuid Lhee (1867), Noord-Lee en Zuid-Lee (1955). De plaatsnaam kan zijn afgeleid van: a) hlaiwa = (graf)heuvel, b) hlitha = helling en c) lede, lee, lei, leide, lie, liede, leitha = waterloop, veenontwatering.
In 944 was het dorp (elf schuldmudden) groter dan Dwingeloo (vijf schuldmudden) en telde enkele hofplaatsen. Het patroonsrecht over Lhee werd in 1250 door Hendrik van Loon en Hendrik van Borculo geschonken aan het klooster te Ruinen. Bij opgravingen in 1953 werden de fundamenten gevonden van een middeleeuws gebouwtje, waar mogelijk graan voor de heffing van belasting werd opgeslagen; zie: Spieker van Lhee.
De voormalige bijschool van Lhee staat model voor de schoolge-bouwen van omstreeks 1800. Het gebouwtje wordt gekenmerkt door bakstenen muren, echte ramen met glasruiten en veldkeien op de vloer. Al in 1641 is er sprake van een bijschool in Lhee, maar deze heeft er ongetwijfeld anders uitgezien. In het schooltje van Lhee werd tot 1860 les gegeven, waarna het een woonfunctie kreeg. In 1953 werd het overgebracht naar het Openluchtmuseum in Arnhem, waar het nu nog volledig ingericht te bewonderen is.
In de eerste decennia van de 20e eeuw, met name in de periode 1932-1937, zijn in het kader van de werkverschaffing bomen geplant om verstuiving te voorkomen en om hout te produceren. De bewoning van Lhee is voornamelijk geconcentreerd rond de 'Thieshof', een akker, en de aansluitende brink, genaamd de 'Tellegies'. Eind jaren '20 werden de Lheeder Maden verkaveld. De buurtschap vormt samen met Lheebroek een marke.
Schimpnamen voor de inwoners: Kreeien en Poepen. [Schaafsma & Minderhoud]