Dr.: Rune
1. Voormalige gemeente, zie: De Wolden.
2. Esdorp in de gemeente De Wolden (tot 1998 Ruinen), hoofdplaats van de voormalige gemeente; 2724 inwoners (2000) en 1134 woningen (2000). Gelegen ten noordwesten van Hoogeveen, ten noordoosten van Meppel, ten oosten van Steenwijk (Ov.), ten zuiden van Diever en Dwingeloo en ten zuidwesten van Beilen. Westelijk van Ruinen ligt de buurtschap Ruinerdijk. Ten zuiden ligt het gehucht Ruinerweide. 7,5 km zuidwestelijk van Ruinen ligt het wegdorp Ruinerwold en pal ten noorden de Ruineresch in grasland, ten oosten het Ruinerveld met bos, bouw- en weiland. De Ruiner Aa loopt ten oosten en zuiden van het dorp richting zuidwesten verder als Wold Aa.
Bronnen vermelden: de Runa (1141), de Runen (1169), Runen (1170-1180), in Rune (1200), Runa (1206-07), in Rune en de Rune (1206-1211), Ruinerveen (1310), to Ruenen (1380) en toe Ruynen (1384). De betekenis van de naam kan zijn afgeleid van: a) rune = smal dalletje, b) het ww. rinnan = stromen, snel gaan en run-a = snel stromend water, c) van de mansnaam Ruin.
Bestuurlijke geschiedenis - Ruinen vormde met de dorpen Buddinge- en Haakswold, tegenwoordig Ruinerwold geheten, de »heerlijkheid Ruinen, waar de heer van Ruinen overheidsgezag uitoefende als leenman van de »bisschop van Utrecht. In de Middeleeuwen behoorde ook Ter Bulynghe tot de heerlijkheid, maar dit onder Staphorst gelegen dorp is al vroeg afgesplitst. De leenman noemde zich heer van Ruinen. Het bezit van een heerlijkheid was een erfelijk recht, dat vóór 1379 binnen de familie Van »Ruinen overging; nadien was de heerlijkheid in bezit van respectievelijk de families Van Munster, Van Bernsaw en Van Hoensbroeck. De leenheerlijkheid kwam in de 16e eeuw aan Karel V en diens zoon Filips II. Na de afzwering van de laatste, in 1581, door de opstandige Nederlandse gewesten ging de leenheerschappij over op de Staten van Overijssel. Gezien de ligging van het gebied trachtte Drenthe daarop het gezag in de heerlijkheid te verwerven. Na een halve eeuw procederen sloten de »Staten en de heer in 1654 een overeenkomst, waarin zij bepaalden dat in de heerlijkheid het Drentse recht werd toegepast en de besluiten van Staten-Generaal, Staten van Drenthe en hun college zouden worden uitgevoerd. De heer had het recht te verschijnen op de Drentse »landdagen. Van de rechtsgangen in de heerlijkheid stond geen beroep open op de »Etstoel. De Staten van Drenthe kregen slechts het recht van revisie. Het plaatselijk bestuur van de heerlijkheid was in Ruinen toevertrouwd aan een vijftal 'zwaren', »gezworenen. Zij werden voor een jaar gekozen door de buren van Ruinen en legden een eed af. Ook in Ruinerwold oefenden een aantal 'atten' het bestuur uit. In de praktijk omvatte dit toezicht op de staat van wegen en waterlossingen, op de naleving van »willekeuren, op het gebruik van vuur en vertegenwoordiging van de buren bij rechtsgedingen. Het heerlijk recht van Ruinen omvatte de hoge en lage jurisdictie. De heer mocht dus recht spreken in halszaken, waarin de »doodstraf kon worden uitgesproken. De heerlijkheid heeft in de loop der eeuwen niet één »landrecht of wetboek gehad. Ruinerwold hanteerde sinds 1428 het landrecht van Buddinge- en Haakswolde, Ruinen paste het Drentse landrecht toe. Pas toen in 1654 de overeenkomst tussen de Staten van Drenthe en de heer van Ruinen was gesloten, werd in de gehele heerlijkheid het Drentse landrecht van toepassing. Het landrecht van Buddinge- en Haakswolde is gedrukt bij S. Gratama, Drentsche rechtsbronnen uit de 14e, 15e en 16e eeuwen (1894).
Kerkgeschiedenis - Ruinen was de vestigingsplaats van het oudste »klooster in Drenthe. Dit benedictijner klooster ontstond omstreeks 1140 en werd aan de heilige Maagd Maria gewijd. De eerste bewoners waren vermoedelijk monniken van Sint Paulus uit Utrecht, een bisschoppelijke stichting uit de 10e eeuw. Eind 12e eeuw woonden er ook nonnen en was het klooster uitgegroeid tot een dubbelklooster. In 1141 schonk bisschop Herbert van Bierum de kerk in Steenwijk aan het klooster in Ruinen. Het klooster had bezittingen in verschillende plaatsen in Drenthe, Overijssel en Groningen. In 1217 bezat het klooster al niet minder dan 35 huizen en inde het verschillende tienden in diverse gebieden. De abdij was een van de weinige grootgrondbezitters in Drenthe. De monniken gaven leiding aan landaanwinst en ontginning van de moerasgronden tussen Ruinen en Meppel. Op deze gronden ontstonden »kerspels als Ruinerwold, Nijeveen, Kolderveen, Wapserveen en andere. De kerken van Beilen en Blijdenstede en de kapel in Westerbork werden vanuit het klooster in Ruinen bediend. In 1325 verzochten de kloosterlingen om verplaatsing van de abdij naar »Dikninge omdat de kloosterlijke rust en eenzaamheid leden onder het toenemen van de bevolking in Ruinen. Na de »Reformatie is het klooster gesloopt. Er resten alleen nog enkele romaanse gewelven onder de pastorie van de hervormde predikant, nu bereikbaar via het gebouw De Bron. De thans hervormde kerk was van het begin van de 12e eeuw (in elk geval vanaf 1139) tot 1325 de abdijkerk van het klooster. De oudste delen van de kerk, waaronder twee vensters in de zuidgevel, zijn waarschijnlijk restanten van de kapel. Na 1325 werd de abdijkerk parochiekerk van de Heerlijkheid Ruinen. Omstreeks 1423 werd de kerk verbouwd, met hergebruik van de tufsteen. De kerk heeft een forse toren uit die tijd (zie: »Torenfamilie). In 1836 is de kerk grondig gewijzigd; het koor werd afgebroken en ramen en deuren werden dichtgemetseld. In 1926 werd bij een restauratie aan de noordwand een vroeg-16e-eeuwse »muurschildering ontdekt, deze werd bijgewerkt en geconserveerd. Bij de grote restauratie van 1972-75 is de kerk gerestaureerd naar de toestand van vóór 1836. Het interieur omvat o.a. een sarcofaagdeksel als altaarsteen (1100) uit de vroegere kapel, voorts een zeskante eikenhouten, omstreeks 1660 vervaardigde »preekstoel en een doophek uit dezelfde tijd. De »herenbanken zijn tijdens de restauratie geconstrueerd uit de onderdelen van drie gestoelten, op hun beurt in 1836 weer samengesteld van stukken van vier 17e-eeuwse banken. Het orgel werd in 1901 gebouwd door M. Eerdtman. In 1600 werd de heerlijkheid Ruinen met de dingspillen Rolde, Beilen en Diever kerkelijk ingedeeld bij de Westerclassis (1 van de 2 classes), in 1602 met Ruinerwold bij de classis Meppel (1 van de 3 classes); de heren van Ruinen hadden het collatierecht over Ruinen en wel tot 1765.
Economische geschiedenis - In de eerste decennia van de 15e eeuw groeide Ruinen door de ontginningen en de stichting van nieuwe erven. Op initiatief van heer en abdij vonden vaak markescheidingen plaats, hetgeen in de periode 1420-1520 leidde tot vestiging van veel nieuwe keuterboeren. De keuters hadden in Ruinen een relatief goede positie. In Ruinen en omgeving werd een tijdlang veel »zandboekweit verbouwd, 10 à 15% van het totaal areaal aan bouwland. In de periode 1870-1940 behoorde Ruinen tot een van de belangrijkste plaatsen en gemeenten op het gebied van de »varkenshouderij en biggenfokkerij. In 1896 werd een coöperatieve boterfabriek geopend, later de Coöperatieve Zuivelfabriek 'Ruinen' geheten. De fabriek ontving melk van de boeren tot 29 oktober 1977. In 1982 werden de gebouwen gesloopt.
(Overige) bezienswaardigheden - »Molen 'De Zaandplatte' werd oorspronkelijk gebouwd in Echten aan het eind van de 18e eeuw. De molen is in 1964 weer opgebouwd in Engeland, op ongeveer 150 m afstand van de plaats waar al in 1634 (kaart van »Pijnacker) een molen stond, die tot 1760 bezit van het Huis te Ruinen was. Voorts een 19e-eeuws café, boerderijen aan Smeestraat en Oldenhave, bezoekerscentrum De Schaapskooi (Benderse 38) en museumboerderij Pasmans Huus (1900) met een collectie oorijzermutsen en oude landbouwwerktuigen. Op de Brink staan beelden van 'Lammechien' (zus van »Bartje) en 'Bram de Ram' (J. Sterenberg, 1966), symbolen voor resp. de nijvere handwerksters en de grootste »schaapskudde van Drenthe.
Schimpnamen voor de inwoners: Lepe Runers (gehaaide mooipraters) en Bekkensnieders.