Nis in het koor van een middeleeuwse kerk, vrijwel altijd in de noordwand.
Zij diende om de geconsacreerde maar niet genuttigde hostie te bewaren, o.a. om deze aan zieken te verstrekken. Oorspronkelijk werd deze hostie in een doosje, resp. in vaatwerk opgeborgen, hetzij staande op het altaar, hetzij hangend boven het altaar. Sinds 1215 moest de hostie achter slot en grendel worden bewaard om ontheiliging en diefstal te voorkomen. Een af te sluiten muurkastje bood de beste mogelijkheid. Traliewerk maakte de hostie zichtbaar en de opkomende sacramentsverering mogelijk.
In Drenthe is alleen in Zweeloo nog een afsluiting uit ca. 1500 bewaard. Het daar aanwezige traliedeurtje is in Norg bij de kerkrestauratie van 1981 gekopieerd. Elders, zoals in Vries, hebben de nissen nog duidelijke sponningen en tonen ze de resten van gehengen. De in de tufstenen of bakstenen muren gehakte nissen werden dikwijls met hout of natuursteen bekleed en door beeldhouwwerk bekroond. In Roden is zo'n bekroning bewaard gebleven, in de kerk van Diever een fragment. Bij het herstel van de kerk in Oosterhesselen zijn in 1930-1931 de overblijfselen van een gebeeldhouwde laatgotische sacramentsnis weggehakt. In Kolderveen is de fundering van een voor de muur uitstekend sacramentshuisje gevonden. Ook in Rolde zijn bij de restauratie van de kerk (1960) resten van een sacramentshuisje gevonden.
Na de Reformatie verloren de sacramentsnissen hun functie: dikwijls zijn ze, zoals in Dwingeloo, dichtgemetseld. Bij restauraties komen ze tevoorschijn en worden ze min of meer in ere hersteld, zoals in Beilen, Norg, Sleen, Vledder en Zuidlaren, of ook wel opnieuw vermetseld, zoals in Anloo is gebeurd.