(Borger 1853 - Borger 1936) Landbouwer en schrijver.
Groeide op onder armoedige omstandigheden. Verhuurde zich als dag-loner en werkte zich geleidelijk op tot keuterboer. Verkreeg door zelfstudie een behoorlijke ontwikkeling. Op maatschappelijk en politiek gebied oefende hij omstreeks 1900 tal van functies uit. Zo was hij van 1897 tot 1910 lid van de gemeenteraad, en van 1894 tot 1910 diaken van het armenwerkhuis van de Nederlandse Hervormde Kerk in Borger. Tevens was hij ambtenaar van de burgerlijke stand, secretaris van het waterschap Borger-Westdorp en secretaris van de Gezondheidscommissie. Als politicus voelde hij zich aanvankelijk aangetrokken tot de vrijzinnig democraten, later volgde hij meer de oud-liberale ideeën van de Liberale Unie.
Hij begon uit geldgebrek voor de kranten te schrijven. Iedere winter schreef hij een feuilleton, eerst voor de Nieuwe Provinciale Drentsche en Asser Courant en daarna voor de Provinciale Drentsche en Asser Courant. Vooral drie (nagenoeg) geheel Drentstalige feuilletons kregen grote bekendheid, doordat ze postuum in boekvorm werden gepubliceerd: Marthao Ledeng, de bloem van 't daarp (1943), Over de Hunse [hoe Veenholtens volk d'r leefde] 'n vertelling veur 't Drèènsche volk (1944) en Zien broed verloren (1943). Meer dan een halve eeuw heeft Tiesing meegewerkt aan de Nieuwe Drentsche Volksalmanak. Ook aan andere almanakken, zoals Eerelmans almanak en Hazelhoff's almanak leverde hij regelmatig bijdragen. Voorts schreef hij toneelstukken die nooit zijn uitgegeven, althans niet tijdens zijn leven.
Als schrijver werd hij na zijn dood vooral beoordeeld op zijn niet-literaire publicaties. Met name de talrijke kranten- en tijdschriftartikelen, die hij veelal in het Nederlands schreef, werden door C.H. Edelman verzameld. De meeste bijdragen hebben de landbouw als onderwerp. Tiesing beschreef en verklaarde de veranderingen in de samenleving van zijn tijd. In zijn fictionele werk krijgen de verworvenheden van de wetenschap en techniek aandacht, maar tevens wordt de herinnering aan het oude boerenleven doorgegeven aan het nageslacht.