Type vormingscentrum voor jonge volwassenen uit alle bevolkingsgroepen, met cursussen in internaatsverband, gericht op algemene persoonlijke en sociale vorming, zonder examens.
In Drenthe was J. Linthorst Homan, een van de laatste bewoners van landgoed Overcinge, een van de voortrekkers. Hij verkocht Overcinge in 1945 aan de Stichting Volkshogeschool Overcinge. Onder het vijfentwintig jaar durende voorzitterschap van J.E. Wilmans kwam de volkshogeschool tot bloei. In de beginjaren was de aandacht vooral gericht op die groepen die met name in Drenthe het meest te lijden hadden van hun maatschappelijke isolement: de landarbeiders en kleine boeren en daarbinnen vooral de jongere, nauwelijks geschoolde generatie. Later kregen ook andere groepen aandacht, zoals scholieren, huisvrouwen, werknemers in bedrijven, die algemene volkshogeschoolcursussen volgden en kaderleden van maatschappelijke organisaties en politieke partijen.
Vooral dankzij rijkssubsidies kwam de volkshogeschool tot grote bloei in de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw. In de jaren '70 veranderde het cursuswerk inhoudelijk door nieuwe methoden en technieken en was het gericht op andere groeperingen. De problematiek van de etnische groeperingen (vooral Molukkers), de uitkeringsgerechtigden, de in aantal toenemende te 'resocialiseren' gedetineerden en de milieubescherming werd tijdig onderkend en voor de onderscheiden groepen via cursuswerk gekanaliseerd. Begin jaren '80 werd de subsidiekraan dichtgedraaid en verzorgde Overcinge cursussen op eigen risico en startte cursussen in het medezeggenschapswerk. De accommodatie en verzorging van cursisten werd op een hoger niveau geplaatst. In 1987 fuseerde het instituut met Vormingscentrum De Klencke.