Kazernes, concentratiekampen, kloosters en DUW-kampen, waarin de Molukse KNIL-militairen (zie: Molukkers) met hun gezinnen (totaal 12.500 mensen) werden gehuisvest na aankomst in Nederland in 1951.
Bekendste woonoord in Drenthe was het voormalige Kamp Westerbork, dat omgedoopt werd tot kamp Schattenberg. Hier woonden van maart 1951 tot 1971 duizenden Molukkers in uiterst primitieve omstandigheden. De provincie Drenthe telde vijf woonoorden: behalve Schattenberg (Hooghalen), met ruim tweeduizend bewoners, waren er Pieterberg (Westerbork) met 150 bewoners, Mantinge (Westerbork) met 80 bewoners, Geesbrug (Oosterhesselen) met 135 bewoners en Stuifzand (Ruinen) met 40 bewoners.
In totaal zijn er ongeveer 90 woonoorden geweest, met name in het noorden, oosten en zuiden van het land; alle vrij ver van de bewoonde wereld. Hier was door de regering bewust voor gekozen om te voorkomen dat de Molukkers zouden integreren in de Nederlandse samenleving. Men ging er toen nog van uit dat deze groep terug zou keren naar Indonesië.
De woonoorden waren veelal eerder gebruikt voor de opvang van gerepatrieerden uit Indonesië, de heropvoeding na de oorlog van NSB'ers, als doorgangskamp voor Joden dan wel als werkverschaffingkamp. Hoewel de Molukkers gerekend werden te behoren tot de 'Ambonese landsaard' bleek al heel snel dat er grote verschillen bestonden. Een minderheid was afkomstig van de Kei-eilanden in Zuidoost-Molukken. Een deel daarvan was rooms-katholiek. Dit in tegenstelling tot de meerderheid van de groep die protestant was. En dan was er nog een kleine groep islamitische Molukkers. Ook was soms sprake van diepgaande tegenstellingen tussen aanhangers van verscheidene politieke en belangenorganisaties. Deze verschillen leidden in een aantal woonoorden tot ernstige ongeregeld-heden en herhuisvesting van homogene groepen in 'eigen' woonoorden. Zo werd begin 1954 besloten tot het bouwen van een eigen kamp voor moslim-Molukkers in het Friese Balk.
Schattenberg was in verschillende opzichten een bijzonder woonoord. Het behoorde, samen met het concentratiekamp Lunetten in Vught (omgedoopt tot woonoord Lunetten) tot de allergrootste. Beide hadden meer dan tweeduizend bewoners. Het lag zeer afgelegen, waardoor de bewoners in staat waren een soort eigen Ambon in Nederland te creëren. In het kamp was een uitgebreid net van voorzieningen, zoals een eigen ziekenhuis, postkantoor, politiepost, kerk, scholen, kantine, winkels en een schouwburg.
Een belangrijke rol was weggelegd voor ds. S. Metiary, predikant voor de provincies Drenthe en Friesland van de Moluks Evangelische kerk en voor kampraad-voorzitter Saptenno. Deze voormalige sergeant-majoor had groot gezag in de Molukse samenleving. Dat zelfde gold voor ds. Metiary, die een belangrijke rol speelde in het bij elkaar houden van de diverse politieke groeperingen. Hij slaagde er in de meeste Molukse organisaties in een federatief verband te laten opgaan. Dit werd in 1962 de Badan Persatuan, de Molukse eenheidspartij. Ook na het vertrek uit Schattenberg bleven de bewoners een sterke binding houden met hun oude woonomgeving. Nog altijd wordt er door menige Molukker vol liefde over het leven in het kamp gesproken. Niet voor niets kreeg het de bijnaam 'pangkuan ibu', moederschoot. Nadat de overheid in 1960 had besloten tot huisvesting van de Molukkers in open woonwijken, duurde het nog vele jaren alvorens alle woonoorden konden worden gesloten. Schattenberg ging in 1971 dicht. [Post]