(1795 (?) - Leerdam 1879) Oefenaar.
Als vondeling aangetroffen op het strand bij Zandvoort en opgegroeid in het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam. Kwam omstreeks 1820 naar Hoogeveen, waarschijnlijk via Ommen of Veenhuizen. Hij vestigde zich hier als schoenmaker en was klein van gestalte. Hij bestudeerde al jong de bijbel en oude schrijvers en werd de spil van het verzet tegen de gevestigde orde binnen de hervormde gemeente van Hoogeveen. Samen met zijn tien jaar oudere collega Gerrit Jan Raidt ging hij uit 'oefenen' in omliggende plaatsen als Zuidwolde, Ommen, Koekange en Ruinerwold. Hij verzamelde daar geestverwanten om zich heen, die het ook niet eens waren met de koers in de Nederlandse Hervormde Kerk. Als catechiseermeester wilde hij de jeugd vertrouwd maken met zijn denkbeelden.
Enkele keren werd hij veroordeeld tot een boete en gevangenisstraf. Op 14 oktober 1832 weigerde hij het jawoord te zeggen op de doopvragen bij de doop van zijn zoon Johannes. Het scheelde weinig of door zijn acties zou de Afscheiding in 1834 niet in Ulrum maar in Hoogeveen zijn begonnen. Op 4 december 1834 scheidde hij zich met 73 anderen af van de hervormde gemeente. Zeebuit werd aangesteld als vaste oefenaar samen met Gerrit Jan Raidt en Roelof Spijkerman. Vermoedelijk heeft hij in de jaren daarna theologie gestudeerd. Van 1842-1849 stond hij in Driesum (Fr.) en van 1849-1879 in Leerdam. In Leerdam werd hij in 1867 zes weken geschorst 'wegens aanhoudend verzet tegen de bevoegde kerkbesturen'.