(Weerdinge 1881 - Emmen 1956) Schrijver.

Volgde de onderwijzersopleiding en werd hoofdonderwijzer in Emmercompascuum, Nieuw-Weerdinge, Barger-Oosterveld en Weerdinge. Na zijn pensionering (1940) vestigde hij zich in Emmen. Hij was - zoals velen van zijn collega's - eveneens actief op maatschappelijk gebied. Bekendheid in breder kring kreeg hij door zijn publicaties en nadat hij in 1939 de derde prijs in de prijsvraag van de Provinciale Drentsche en Asser Courant had gewonnen, werd zijn naam en lezerskring nog omvangrijker. Hij schreef artikelen voor de Driemaandelijkse Bladen, het tijdschrift Het Noorden en het maandblad Drente.

Vele van zijn pennenvruchten houden het midden tussen literaire schets en historisch opstel. Hij was geïnteresseerd in de geschiedenis van Zuidoost-Drenthe, wat resulteerde in artikelen en het boek Ecclesia Emmensis (1933), een geschiedenis van de hervormde kerk van Emmen, en het driedelige Zuidoost-Drente op weg naar een nieuwe toekomst (1950, 1954 en 1956).

Bij de totstandkoming van de Oudheidkamer 'De Hondsrug' in Emmen speelde hij een belangrijke rol; jarenlang was hij secretaris en conservator. Gedurende de jaren '20 tot en met '50 was hij correspondent en bestuurslid van het Drents Museum. In 1940 verscheen zijn Op naobervesiet; een bundel schetsen en vertellingen over gebruiken en gewoonten in Het Oude Drenthe. In 1944 en 1949 verschenen de delen twee en drie van Op naobervesiet.

In 1942 meldde hij zich aan bij de Kultuurkamer en de hele oorlog door was hij redacteur van Drenthe. In 1948 nam hij het initiatief tot de oprichting van de Drentse vereniging 't Aol' Volk. Deze vereniging riep in 1999 een tweejaarlijkse cultuurprijs in het leven; deze kreeg de naam Buiskool-trofee.