In Drenthe vestigden de eerste bevoegde geneeskundigen zich in de grotere plaatsen om zeker te zijn van een bestaan. Coevorden als garnizoensplaats en Meppel als handelsstad beschikten vanaf de 15e eeuw over chirurgijns en medicinae doctores. Als nieuw bestuurscentrum stelde het kleinere Assen vanaf ongeveer 1640 Landschapschirurgijns aan. In 1798 werden de gilden opgeheven, waardoor niet langer de stadsbesturen maar de landelijke overheid de gezondheidszorg ging regelen. In Drenthe werd het toezicht hierop achtereenvolgens in handen gegeven van Departementale commissies (1801-1824) en van de Provinciale Geneeskundige Commissie (1824-1865).
Deze door universitair geschoolden gedomineerde instellingen richtten zich voornamelijk op kwaliteitsverbetering van de in de praktijk opgeleide heel- en vroedmeesters, vroedvrouwen en apothekers. Het door haar gevoerde vestigingsbeleid remde zelfs de toename van geneeskundigen af. Het grootste gedeelte van de plattelandsbevolking bleef dan ook zoals van oudsher aangewezen op het gebruik van huismiddelen en alternatieve geneeskunde (zie: Volksgeneeskunde).
Door meerdere oorzaken kon de gezondheidszorg na 1900 inburgeren en namen de geneeskundige voorzieningen toe. De medische opleiding, sinds 1865 uitsluitend universitair, verbeterde door nieuwe opvattingen en ontdekkingen. Dit vergrootte de mogelijkheden en het vertrouwen in de medische stand. Leken kregen zitting in Gezondheidcommissies en particuliere initiatieven zorgden voor de oprichting van Kruisverenigingen en de bouw van ziekenhuizen in Coevorden (1892), Meppel (1895), Assen (1910), en Hoogeveen (1914). De oude vrijwillige doktersfondsen verdwenen door het Ziekenfondsbesluit (1941), waarmee alle financiële bezwaren bij de vraag naar geneeskundige hulp werd weggenomen.
De zorg breidde zich nu ook op andere terreinen uit. Zo resulteerde de uitvoering van de Krankzinnigenwet (1884) in de oprichting van Dennenoord (1895). Ten behoeve van de geestelijke volksgezondheid verrezen er na 1930 en met name in Assen diverse instellingen op dit gebied.
Vanaf 1970 kwamen op de diverse terreinen van de volksgezondheid samenwerkingsverbanden tot stand. Zo gingen de verschillende kruisverenigingen op in de Provinciale Drentse Kruisvereniging (1975), welke op haar beurt een fusie aanging met Gezinszorg Drenthe als Thuiszorg Drenthe (1992), tegenwoordig na verdere fusering Icare geheten. Hetzelfde gold voor gezondheidscentra, waarin verschillende medische disciplines gingen samenwerken. Met de nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunde nam in de loop van de 20e eeuw de behoefte aan specialistische hulp toe. Daardoor groeiden, de van oorsprong voor de locale bevolking bedoelde stadshospitalen, door aanpassingen en door nieuwbouw uit tot multifunctionele ziekenhuizen. [Roelfsema-van der Wissel]